NIEUWSBRIEF NR. 11 – JANUARI 2011

11.1 Van het Bestuur.

 

Terugblikkend op het afgelopen jaar kan ik vaststellen dat we een voor onze stichting goed en fijn jaar achter de rug hebben. De tentoonstellingen werden wederom druk bezocht, wat de mensen die daar erg veel tijd en energie in steken, heel veel voldoening geeft.

Ook waren we weer betrokken bij de Polderdag, Landbouwdag en Monumentendag.

Onze dia-voorstellingen voor De Dag van de Ouderen in Poortugaal, De Hooge Werf, het Ouderencomité in Rhoon en in de Oudheidkamer, werden zowel in Rhoon als Poortugaal heel goed ontvangen. Het is heel fijn te zien hoeveel plezier de mensen beleven aan de foto’s uit het heden en verleden van onze beide dorpen. Ook de lezing over genealogie door Corinne Boeijinga van het Gemeentearchief Rotterdam werd heel goed bezocht. 

Gelukkig mochten we ook weer een aantal nieuwe donateurs begroeten, iets wat voor onze stichting van groot belang is daar het met de verkoop van boekjes, de pannenlappen en tassen (door Annie en Coby gemaakt), onze enige bron van inkomsten is. Helaas zijn ons ook in het afgelopen jaar weer enige trouwe donateurs door de dood ontvallen. Wij wensen vanaf deze plaats hun familie veel sterkte met het verlies.

 

De huidige tentoonstelling over de haventjes en aanlegplaatsen in Albrandswaard is nog te bezichtigen t/m 29 januari 2011. De tentoonstelling is inmiddels enigszins aangepast aan de feestdagen. Er is een groot aantal oude Kerst- en Nieuwjaarskaarten te zien. Ook zijn 2 vitrines ingericht met oude prentbriefkaarten. Echt de moeite waard om te zien!

Op de zaterdagen 5 en 12 februari 2011 zijn we gesloten om de nieuwe expositie in te richten. Vanaf zaterdag 19 februari 2011 bent u van harte welkom om de nieuwe tentoonstelling te komen bezichtigen. In deze tentoonstelling wordt aandacht besteed aan de winkeliers. Het is u allen bekend dat in de loop der jaren heel wat winkels in onze beide dorpen zijn verdwenen. We laten veel foto’s zien die ongetwijfeld veel herinneringen bij de bezoekers zullen oproepen.

Het jaar is nu weer afgedaan

De tijd is ras voorbij gegaan

Zoo gaat het op des werelds baan

De tijd snelt als een oceaan

En eer dat wij ook alles weten

Zoo zijne wij helaas versleten.

 

Johannes Hendrik Vermaat december 1811.

 

 

Namens bestuur en medewerkers een voorspoedig en gezond 2011 toegewenst.

 

 

Arie Beukelman, voorzitter. 

 


11.2 Nieuwe tentoonstelling

 

In februari 2011 gaan we van start met een nieuwe tentoonstelling. Die zal gaan over de zgn. middenstand van Poortugaal en Rhoon.

In de eerste helft van de 20e eeuw bestond die middenstand uitsluitend uit kleine bedrijfjes, éénmanszaken of met een paar man personeel. Veel winkeliers met b.v. één bediende en eigen echtgenote in de winkel. Bakkers b.v. met vader en zoon(s) en 1 of 2 knechts.

Mijn moeder was klant bij Maais Huygen in Rhoon. ´s Nachts en

´s morgens vroeg werd er gebakken, later werd het brood bij vaste klanten uitgevent. Maais Huygen reed zelf met zo´n hoge bakkerswagen met een paard ervoor. Hij had er altijd flink de gang in. Hij maakte wel graag een praatje met de klant, maar dat ging lopendeweg. Er was niet veel tijd voor conversatie, de bakkers moesten lang en intensief werken. Mevrouw Huygen deed het winkelwerk.

 

Vóór 1940 waren winkels ook vaak heel lang open, je kon ´s avonds om  tien uur nog een boodschap doen.

De kapper was ook op zaterdagavond zeker tot tien uur open. De meeste klanten, b.v. landarbeiders, hadden heel lange werkdagen, ook op zaterdag, en kwamen zich ’s avonds laten scheren (1 x per week). Schoolkinderen mochten zich na vijf uur niet meer laten knippen omdat het dan de tijd voor volwassenen was.

 

Toen ik 6 jaar was, in 1938, mocht ik voor het eerst zelf naar de kapper, het kostte 15 cent (7 eurocent) en ik kreeg van de kapper nog 1 cent terug om een ijsje te kopen bij Rook van Opstal 100 m. verderop; dat was klantenbinding!

Ondanks dat er lang en hard gewerkt moest worden, was het leven vaak toch wel gemoedelijk.

Adrianus (Janus) Spruyt, kruidenier in wat nu Het Witte Huis is, vertelde dat mensen soms ’s avonds om 9.00 uur een boodschap kwamen doen en dan een half uur bleven kletsen, nou ja, Spruyt kon er zelf ook wat van.

Maar veel mensen met een “negotie” hadden geen winkel en gingen met een transportfiets, bakfiets of handkar langs de deuren om hun waren uit te venten.

In het begin van de 20e eeuw werden ook nog kruiwagens en hondenkarren gebruikt, ook waren er toen nog mensen die hun waren in een pak op de rug droegen, zgn. marskramers.

Er waren mensen die met hun waren, b.v. melk, eieren, kaas, groenten, aardappelen en klompen, naar Rotterdam gingen en daar uitventten.

De assortimenten waren veel minder uitgebreid dan nu. Je kon in 1920 misschien maar twee soorten brood kopen: tarwe en rogge.

Mijn moeder kwam in 1920 uit Pernis, nadat zij met mijn vader – een Rhoonaar – was getrouwd, in Rhoon wonen. Toen zij ’s zaterdags voor een feestelijk tintje op zondag een wit brood wilde kopen, zei de bakker: “dat maken we niet, nergens goed voor.”

 

Veel mensen waren arm, dus zuinig, vandaar handelaars in gebruikte kleding. Er kon dan wel eens iets bijzonders gebeuren. Eén van die handelaars in gebruikte kleding was Kees Hordijk. Hij verkocht een oud vest aan Klaas de Winter voor ƒ 0,50. Toen De Winter later in de zakken voelde, vond hij daar een mooi plaatje, maar wist niet wat het was. Klaas de Winter, boerenknecht had, zoals bij deze mensen gebruikelijk, heel weinig onderwijs genoten. Kinderen moest in de oogsttijd al mee op het land werken. Op elfjarige leeftijd van school en gaan werken, elke verdiende cent was welkom. Een boerenknecht verdiende in 1900 ƒ 5,– per week. De Winter ging met het plaatje naar zijn werkgever, boer Kees Kruythoff, en vroeg hem wat het was.

Die zei het is een briefje (bankbiljet) van ƒ 1.000,–. Dat was ongeveer wat De Winter in vier jaar verdiende!

 

De werkplaatsen van sommige ambachten werden ook winkel genoemd: timmermanswinkel, schilderswinkel, enz. Men kon daar inderdaad b.v. hout en verfwaren kopen.

 

In 1940 waren er in Rhoon op ca. 2.500 inwoners 5 bakkers, 12 kruideniers, 3 groenteboeren, 2 melkboeren, 4 manufacturenwinkels (kleding), 2 kappers, 2 slagers, 2 schoenmakers, 4 klompenmakers, 4 fietsenmakers, 1 bloemenwinkel en 6 cafés. Verder waren er nog vele kleine en iets grotere zelfstandigen zonder winkel. Alles bij elkaar zo’n 70 kleine zelfstandigen, agrarische bedrijven niet meegerekend.

 

De manufacturenwinkel van Kranenburg in Rhoon. Foto ca. 1953

 

In Poortugaal met ongeveer 3.400 inwoners, waren in 1940

8 kruideniers, 3 manufacturiers, 2 visverkopers, 4 melkboeren, 6 groenteverkopers, 4 cafés, 2 slagers, 3 schoenmakers, 3 kolenboeren, 3 klompenmakers, 2 smeden, 4 fietsenmakers, 3 bakkers en 1 bloemenwinkel plus ook nog heel wat zelfstandigen zonder winkel, ook ongeveer 70 stuks. Het aantal zal niet compleet zijn, vaak begonnen mensen met iets, maar het duurde soms maar enkele jaren.

 

 

Bakkerij De Reus in Poortugaal. Foto ca. 1917.

 

Het was ook niet duidelijk waar de grens lag. Er waren vele schnabbelaars en scharrelaars, die b.v. wat handelden in oud ijzer of met radijs, bosjes bloemen of met garen en band langs de deuren liepen, maar soms ook in loondienst werkten.

Er kwamen ook leurders uit Rotterdam in onze dorpen hun waren uitventen, waaronder werklozen die een handeltje begonnen in stukjes zeep, naalden en spelden, snuisterijen, enz.

 

Roelof Dubel, bestuurslid.


11.3 De Poortugaalse IJsclub.

 

De Poortugaalse IJsclub, een vereniging met veel historie, behoort met de muziekvereniging “La Bona Futura” tot de alleroudste verenigingen van ons dorp.       

Aan het einde van de 18e eeuw besloten de Staten der provincie Zuid-Holland om het eiland IJsselmonde onder één dijkpeil te brengen en zo te verdedigen en te beschermen tegen hoge watervloeden en schiepen daarvoor verschillende waterschappen, die voor de zogenaamde dijktafels hadden te zorgen. Eén van die waterschappen was het waterschap “De Oude en Nieuwe Maasdijken voor het land van Rhoon”, dat  o.a. de Albrandswaardsedijk te onderhouden had. Deze dijk moest namelijk op enkele plaatsen meer dan 1 meter worden opgehoogd. De grond hiervoor werd afgegraven uit een perceel bouwland, liggende in de polder “De Kijvelanden”, dat daarvoor aangekocht werd.

En zo is dan  in de jaren 1898 en 1899 de put ontstaan, waarop de Poortugaalse IJsclub ’s winters haar banen heeft.

Begin januari 1901 pachtte de toenmalige burgemeester van Poortugaal, Andries (A.) van der Poest Clement in de functie van secretaris-penningmeester van het waterschap de ontstane watervlakte aan de Albrandswaardsedijk voor de tijd van één jaar. De man moet wat dat betreft een vooruitziende blik gehad hebben want enkele dagen later was deze vlakte herschapen in een spiegelglad ijsveld. Hij stelde geheel belangeloos de vlakte beschikbaar. De burgemeester, die zelf geen sportmens was, nam contact op met de toenmalige dokter Tuinstra, van wie hij wist dat hij als Fries een groot sportliefhebber was en vooral van schaatsenrijden.

Er werd niet tevergeefs bij de huisarts aangeklopt en weldra was het ogenblik daar, dat reeds op 8 januari 1901 met “bekwamen spoed bij bekkenslag” een oproeping gedaan werd aan de liefhebbers van ijssport om zich des avonds in het oude schoollokaal (firma Walgaard) te verenigen teneinde de mogelijkheid van het in het leven roepen van een ijsclub te bespreken. De grote opkomst bewees dat dit plan grote bijval vond, aangemoedigd door de strenge vorst en uitgelokt door de geschikte ijsbanen.

 “De Heer Burgemeester” opende de allereerste vergadering en na erop gewezen te hebben dat een ijsclub in onze gemeente, waar de gelegenheid tot schaatsrijden niet groot is, bepaald in een bestaande behoefte zou voorzien, bracht hij de verwezenlijking van dit plan een grote stap verder.

Na onderlinge bespreking werd voorgesteld de jaarlijkse contributie voor het lidmaatschap als volgt vast te stellen:

Voor ingezetenen van Poortugaal: Voor het eerste lid van een gezin 25 cent en voor elk lid meer 15 cent.

Voor andere gemeenten: elk lid 25 cent.

Staande de vergadering traden reeds 61 personen als lid toe.

Nadat bij acclamatie de burgemeester het beschermheerschap der vereniging was aangeboden, werd tot de benoeming van een bestuur overgegaan.

 

Bij meerderheid van stemmen werd het volgende zestal heren gekozen:

W. den Boer, F. Sinninghe Damsté (dominee N.H. kerk), H. van Opstal, D. Tuinstra (huisarts) president, J. Verhoeff en H. Zwiers (hoofd o.l.s.) secretaris penningmeester, de overigen baancommissarissen.

De met succes bekroonde vergadering was hiermee afgelopen en het bestuur bleef bijeen om reeds dadelijk de nodige maatregels te nemen, begrijpende dat bij onze wispelturige winters op langdurige vorst niet valt te rekenen.

De heren baancommissarissen begaven zich de volgende dag reeds op pad om huis aan huis nieuwe leden te werven. De oogst bleek zeer bevredigend. Ook op de baan zelf, waar tal van vreemdelingen verschenen, legden de heren grote ijver aan de dag zodat op het einde van het eerste contributiejaar het ledental was gestegen tot 374!       

Er werden in het geheel drie hardrijderijen gehouden en één avondfeest.

De eerste wedstrijd voor mannen, ooit in Poortugaal gehouden, had plaats de 11e januari 1901. Er waren “flinke” prijzen uitgeloofd tot een gezamenlijk bedrag van 22 gulden! De deelneming was voldoende, er werd met ambitie gereden en men kreeg interessante en spannende ritten te zien. Later werden er nog meer wedstrijden verreden, maar voor deze wedstrijden had het bestuur iedere deelnemer de verplichting opgelegd om voor een behoeftig gezin te rijden. Behalve twee paar schaatsen en twee horlogekettingen bestonden de prijzen uit brood en spek, in het geheel 30 broden en 13 pond spek. Een tiental huisgezinnen ontving hierdoor een extra bedeling, wat in die schrale tijd zeker wel op prijs zal zijn gesteld.

 

Voor het avondfeest vonden de te koop aangeboden ballons gretig afnemers en een honderdtal veelkleurige lichten zweefde alras over de baan en toen de inmiddels ontstoken teertonnen hun rode gloed over rijders en omgeving uitspreidden, bood de baan, vooral vanaf de hoge Albrandswaardsedijk gezien, een zeer fantastisch schouwspel.

Het hele dorp was dan ook uitgelopen, men had dit allemaal nog nooit gezien.

Het weerstandsvermogen van het ijs bleek echter niet berekend op zo’n groot aantal rijders en toeschouwers, op enkele plaatsen steeg het water onrustbarend en hier en daar ontstonden zelfs gevaarlijke gaten. Om ongelukken te voorkomen werden de banen dan ook spoedig ontruimd.

Met het avondfeest waren de vermakelijkheden voor deze winter geëindigd en was het weer wachten op een volgende winter.

 

 

 

Schaatsplezier ca. 1905

 

Ik hoop er hiermee in geslaagd te zijn de lotgevallen van de jonge vereniging in het kort weergegeven te hebben.

 

Izak Konings, bestuurslid.


11.4 Man Overboord

 

In de tijd van de zeilschepen werd de kreet  “ Man overboord “ nogal eens gehoord. De matrozen moesten regelmatig het want in om de zeilen aan te slaan, de zeilen te reven, etc.

Een bekend gezegde aan boord was : één hand voor het schip en één hand voor jezelf.

Zo ook op de bewuste dag in augustus 1835. Het Fregatschip Batavia zeilde midden op de Atlantische Oceaan ter hoogte van Kaapstad en enige honderden mijlen ten noordwesten van het eiland Tristan da Cunha, toen de lichtmatroos Louis Flas, afkomstig uit Rhoon, van de grote mars ra in zee viel en verdronk.

Bijna een jaar later kreeg Burgemeester Schepman in Rhoon het navolgende bericht:

In het jaar achttienhonderd zes en dertig den negen en twintigste der maand juni is bij ons Burgemeester, ambtenaar van de burgerlijken stand der gemeente Rhoon, ontvangen een acte van overlijden van de navolgende inhoud:

Wij, ondergetekenden, Gezagvoerder en Officieren van het Nederlandsch Fregatschip Batavia, verklaren, dat op heden den drie en twintigste augustus achttienhonderd vijf en dertig ten half twaalf uren de ligtmatroos Louis Frans Guilhelmus Flas, oud zeventien jaren, geboren te Rotterdam, woonachtig te Rhoon, zoon van de weduwe Maria Clara Vogelsank, van de groote Mars Raa overboord in zee is gevallen en verdronken, na alle pogingen aangewend te hebben, hem te redden, maar tevergeefs zijnde, zijnde op de L breedte van 36 gr. 21 ‘ en 15 gr. west van Greenwich.

Dienende deze ter plaatse, waar zulks behoort opgemaakt aan boord van voornoemd schip, den drie en twintigste augustus achttienhonderd vijf en dertig onder staat getekend Gezagvoerder H. Bruhn, opperstuurman P. Romijn, tweede stuurman J.G. Ooms, docter  H. van Weesel, bootsmansmaat, Hans Duhs, zeilmaker Johannes Schultze. Voor kopie eensluidend de waterschout der Stad Rotterdam (getekend) J.F Köhler.”

 

Wie was nu die Louis Flas uit Rhoon. Hij had in elk geval geen Rhoonse naam. Wel die van zijn moeder, Maria Clara Vogelsank. Zij is geboren als Maria Gerarda Clara Vogelensank op 19 maart 1792 in Nederhemert, dochter van Ds. Ludovicus Vogelensank en Martina Christina Vester. Ds. Vogelensank komt in 1793 naar Rhoon, waar zijn vrouw een jaar later, niet lang na de geboorte op 16 februari 1794 van dochter Louisa, overlijdt. Ds. Vogelensank hertrouwt op 17 januari 1798 in Rhoon met Johanna Catharina Tromer.

Dochter Maria Gerarda Clara Vogelensank trouwt 10 mei 1815 in Rotterdam met Jan Flas, gedoopt in Rotterdam op 18 december 1792, zoon van Guilhelmus Franciscus Flas afkomstig uit Gent en Anna Rebecca van Oijen. Daar wordt 12 oktober 1817 geboren onze Louis, gedoopt als Ludovicus Guilhelmus Franciscus Flas. In 1824 blijkt Maria Vogelensank in Rhoon te wonen, waar zij aan de Molendijk nr. 44 als naaister de kost verdient. Bij de bevalling van dochter Maria op 14 december 1824, verklaart Maria Vogelensank dat, voor zover bekend, haar man Jan Flas naar Oost-Indië is vertrokken. Het huwelijk tussen de domineesdochter en haar man was kennelijk op de klippen gelopen.

Onze Louis Frans Guilhelmus Flas zoals de kapitein hem in de acte noemde, was dus een kleinzoon van de bekende dominee Ludovicus Vogelensank, predikant te Rhoon van 1793 tot zijn overlijden in 1824. Van vader Jan Flas, die volgens de acte in 1835 al overleden was, is tot op heden geen spoor te vinden.       

 

Arie Beukelman, voorzitter.

 


11.5 Brand

 

Onze dorpen zijn in het verleden vaak door branden geteisterd, met als gevolg dat veel oude gebouwen verloren zijn gegaan. Zo brandde in 1686 het huis van Jacob van Bijemont, schout  en notaris van Poortugaal, af. Hierbij ging een groot deel van het oud archief verloren.

Op 13 april 1843 was er weer een grote brand in Poortugaal, de hele hoek met 4 woningen met de timmerwerkplaats van Gerrit Zevenbergen en de wagenmakerij van Cornelis van der Schee (van slager Bergwerf tot en met bakker de Reus) brandden af, 7 gezinnen werden dakloos.

Ook in Rhoon waren er verschillende grote branden. Zo brak er in 1660 brand uit op een boerderij aan de Dorpsstraat, met het gevolg dat een groot deel van het dorp in de as werd gelegd, ook het rechthuis met een deel van het oude archief ging verloren. De boerderij is daarna nog enkele keren afgebrand en herbouwd en werd “Brandesteijn” genoemd. In 1906 brak er brand uit in een boerderij bewoond door rietdekker Bachman, op de hoek van de toenmalige Kerkstraat en de Dorpsdijk, tegenover het Wapen van Rhoon. De kerktoren met het orgel vloog ook in brand en slechts met veel moeite kon de kerk behouden worden. Deze brand was aangestoken door de zoons van Bachman.

Ook zijn er veel boerderijen, die vaak eeuwen oud waren en daardoor duur in onderhoud, om soms duistere redenen afgebrand.

Als oorzaak werd dan veelal vermeld het omvallen van een stallantaarn, schoorsteenbrand, blikseminslag of kinderen die met vuur speelden, zoals bij mijn grootouders, etc.

De technische recherche bestond nog niet, de veldwachter kwam kijken en trachtte de oorzaak vast te stellen  Verzekering dekte in de meeste gevallen de schade. Dat er ook vaak kwade opzet in het spel was blijkt uit de twee volgende branden aan de Rijsdijk te Rhoon.

 

In 1892 koopt Jan den Hollander, pachtboer op de “Edenhoeve” aan de Rijsdijk, de tegenover zijn stee gelegen boerderij die we nu kennen als de “Teunishof”. Zo door de familie Jansen genoemd als eerbetoon aan de laatste landbouwer op de boerderij, Teunis Groeneveld.

Jan den Hollander verhuurt de boerderij aan Bastiaan van Holst, afkomstig van de hoeve “De Stelle Stede” in Nieuw-Beijerland. In de nacht van 29 op 30 juni 1893 brandt de boerderij af. De verzekering vermoedt dat er opzet in het spel is en keert voorlopig niet uit.

Dan 9 maanden later, op 27 maart 1894, ontvangt de rijksveldwachter van Rhoon, Willem Rodenburg, een anonieme brief met de volgende inhoud:

“Rijkspolitie. Als U de brandstichters van de Rijsdijk nu niet kan hebben, begrijp ik er niets van. Als U maar eens hoort wat Kees Heezen zegt, die zegt: dat Jan den Hollander hem heeft willen omkopen voor zoveel geld; wordt het nu geen tijd, wat is de burgemeester van Rhoon. De heeleboel halen en het komt uit.”

Roodenburg stelt onmiddellijk een onderzoek in bij Heezen in Poortugaal. Die verklaart dat toen hij als dagloner bij hem in dienst was Den Hollander hem wel 4 of 5 maal ƒ 25,– had beloofd als hij het bedoelde pand in brand stak. Zelfs had hij hem in tegenwoordigheid van Pieter Molenaar ƒ 50,– toegezegd als hij de brandstichting volvoerde. Na ondervraging bekent Pieter Molenaar dat door grote behoefte aan geld (hij was genoodzaakt te trouwen) hij zich gedwongen voelde in het voorstel van Jan den Hollander te treden. Enige dagen later ontving hij 40 gulden in klinkende munt. Ook Jan den Hollander legde een volledige bekentenis af, waarna beiden werden gearresteerd en de volgende morgen naar Dordrecht overgebracht. In de rechtszaak die volgde werden 7 getuigen gehoord. Bastiaan van Holst verklaarde dat hij in de bewuste nacht door zijn vrouw werd gewekt omdat een kalf zo luid schreeuwde.

Hij begaf zich naar de schuur en zag dat die in brand stond. Hij had toen zijn huisgenoten ternauwernood kunnen waarschuwen, terwijl zijn drie kinderen met zeer veel moeite gered zijn. 6 kalveren en 30 kippen waren verbrand. De eis tegen Pieter Molenaar was 3 jaren en tegen Jan den Hollander 4 jaren gevangenisstraf. Op 16 juli 1894 deed de rechtbank in Dordrecht uitspraak en veroordeelde Molenaar tot 18 maanden gevangenisstraf, Jan den Hollander werd vrijgesproken. Het openbaar inisterie ging in hoger beroep bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Op 4 oktober 1894 werd Jan den Hollander veroordeeld tot 5 jaar en Pieter Molenaar tot 1 ½ jaar gevangenisstraf.

Tevens werd bevolen Jan den Hollander op grond van vrees voor ontvluchting onmiddellijk gevangen te nemen. Na zijn straf te hebben uitgezeten, vertrekt Jan den Hollander naar Numansdorp waar hij spoedig (op 4 maart 1899) overlijdt.

 

Aan het eind van de Kleidijk, bij de Stenen Ka, stond de kapitale hoeve van Jacob Barendregt.

Van mijn grootvader hoorde ik het verhaal hoe een verliefde boerenknecht de stee in brand had gestoken. Wat was nu precies het geval: Op zondagavond 3 januari 1904 spant Jacob Barendregt de tilbury in en gaat met zijn vrouw Antje Molendijk op Nieuwjaarsvisite.

De dienstbode Annetje van der Stoep paste op de boerderij met de 5 kinderen van 1 tot 10 jaar oud toen zij plotseling werd gewaarschuwd dat er brand was. De hoeve met al het graan en vlas brandt volledig af, 15 paarden en 8 koeien vonden de dood. De dekhengst, 5 koeien en het jonge vee, die in een andere schuur stonden, konden worden gered. 23 arbeiders (anderen spreken van 40) uit de vlasserij, kostwinners voor ruim 60 vrouwen en kinderen, zijn door deze brand in het hartje van de winter brodeloos geworden.

Er was een enorme toeloop van nieuwsgierige kijkers, enkelen daarvan ontzagen zich niet om uit de geblaakte kadavers stukken te snijden en het nog warme vlees te verorberen. Ook was er een poging de eenden te stelen, het slot van de keet was al opengebroken, en probeerden men varkens over het ijs weg te voeren. Deze pogingen konden echter worden verijdeld.

De schade voor Jacob Barendregt, die laag verzekerd was, bedroeg ca. 16 à 18.000 gulden.

Al spoedig werd duidelijk dat ene Jilles Koedood, die knecht bij Barendregt was geweest, bij de boerderij gezien was. Na zijn arrestatie op 8 januari 1904 bekende hij de brand te hebben gesticht. Tijdens de rechtszitting op 24 maart 1904 voor het gerecht in Rotterdam, waarbij elf getuigen werden gehoord, verklaarde Jilles door het kattengat een stok vlas te hebben getrokken en aangestoken, om de aandacht van de meid te trekken en zo een hortje te kunnen vrijen met het meisje waar hij zo’n zin in had. Het O.M. ging echter uit van wraakneming, het was de dienstbode door haar ouders namelijk verboden omgang met Jilles Koedood te hebben.

Het O.M.,  bij monde van mr. H. M. Cohen Tervaart, eist 4 jaar gevangenisstraf.

De advocaat van verdachte, mr. A.E. Kok, vroeg in haar pleidooi vrijspraak voor verdachte die gunstig bekend stond. De uitspraak op 29 maart 1904 was dat verdachte werd vrijgesproken van opzettelijke brandstichting. Het O.M. ging in hoger beroep bij het gerechtshof in Den Haag. Op 17 juni 1904 bevestigde het gerechtshof te ‘s-Gravenhage het vonnis van de rechtbank te Rotterdam, waarbij de arbeider J.K. uit Barendrecht, die terechtstond wegens brandstichting, werd vrijgesproken. Jacob Barendregt laat een nieuwe boerderij bouwen. Deze hoeve, die al aan de landbouw onttrokken was, en werd gebruikt als opslag voor tweedehands kleding, brandt op 8 mei 1985 af. Op de plaats van de boerderij, vlak bij de fly-over van de A 15, werd een bungalow gebouwd.

 

Bron:       Gemeente archief Rotterdam

Tilburgse courant

Rotterdamsche Courant

Het Nieuws van de dag : kleine courant

 

 

Arie Beukelman, voorzitter.

 

 


 

11.6

Kadotip:  Misschien een idee voor u: geef iemand op als donateur van de Oudheidkamer. U kunt dat doen:

·         telefonisch via het secretariaat – tel. 010-5015240;

·         via e-mail ohk@oudheidkamerrhoonpoortugaal.nl;

·         door het minimumbedrag van € 10,– over te maken op gironummer 69864 t.n.v. penningmeester St. Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal te Poortugaal o.v.v. “nieuwe donateur” gevolgd door de naam en het adres van de nieuwe donateur;

·         of kom langs tijdens de openingsuren.

 


11.7 Aanwinsten

 

 

– Administratie Mannenkoor Albrandswaard

– Paar gehaakte dameshandschoenen

– Losse paillettenversiering in doosje met afb. spoorbrug Rotterdam

– Luchtfoto Poortugaal

– Fotoalbum algemeen 2 x

– 3 x Fotoalbum inzameling Roemenië

– 3 mappen Hoegee genealogie

– 1 bandje Deltakoor zingt bekende melodieën

– 8 theelepeltjes

– Maasoordfluitje

– Kralenbeursje

– Theekist Van Nelle

– Plateel hangbloempot

– Fotoalbum + Deltsblauwbord + plakboek 1956-1981

25-jarig ambtsjubileum -Delta

 

– 1 avondmaalstel, bestaande uit schaal, kan + 2 bekers

 

– 17 x stoffen kalender met afb. boerderijen en schoolplaten

– 32 foto’s

– Bord en beker Juliana/Bernhard 1937

– Bordspel Shell

– Spel Albrandswaard Ons dorp

– Cassette met diarolletjes t.b.v. vertoning op scholen ca. 1950.

– 8 schoolplaten met bijbelse voorstellingen 

 

  

 – Houten koffer van W. Sjouw

– Spiritusbrander

– 1 eikenhouten bordenrek

– Fototoestel Mamiya/sekor + lenzen en andere toebehoren

– Flits + statief

– Boek Digitale fotografie

– Boek Smalfilm handboek

– Filmlamp Top

– Viewer

– Canon filmapparaat

– Rolfilm super 8

 

 

Nieuwsbrief nr 11 – januari 2011