Nieuwsbrief nr. 19 december 2014
Van het Bestuur. Terwijl ik de pc aanzet om dit stukje te schrijven en de regen zachtjes op mijn vensterraam tikt, moet ik ineens denken aan het bekende lied van Gerard Cox “‘t Is weer voorbij die mooie zomer ”. Ja, de donkere dagen komen er weer aan en zo heeft elk jaargetijde zijn charmes, maar geef mij de zomer maar. De Oudheidkamer heeft weer een fijn jaar achter de rug met goed bezochte tentoonstellingen. Met verbazing keken vooral de jongere mensen naar de foto’s van de tentoonstelling over grote gezinnen en vroegen zich af hoe men dat allemaal regelde, geen wasmachine, geen koelkast, geen centrale verwarming, etc. Ook mochten we weer enkele groepen ontvangen, o.a. uit Vlaardingen nazaten van de familie Rooimans en een groep Beukelmannen uit Voorne en Putten. Mocht u een familiedag organiseren dan is het, ook buiten de reguliere opening om, tegen een geringe vergoeding mogelijk een bezoek aan de Oudheidkamer te brengen. Succes verzekerd! Onze diavoorstellingen werden ook weer goed bezocht. Het is ontzettend leuk om de reacties te horen als men op een dia bekenden ziet uit een dichtbij of ver verleden. Een bezoek dat ons nog vers in het geheugen ligt, is het bezoek van onze oude huisarts, de inmiddels 90 jarige dr. P. Greup met zijn zoon Peter. We hebben met elkaar een fijn uurtje doorgebracht en zoals dat gaat werden er oude herinneringen opgehaald. Hij heeft met zijn zoon ook nog een wandeling door de Dorpsstraat gemaakt. Hij woont reed vele jaren in het midden van ons land maar is nog steeds zeer geïnteresseerd in Poortugaal en de Oudheidkamer, zoals hij het zelf verwoordde “Eens een Poortugaler, altijd een Poortugaler”. Mocht u nu een familielid of goede kennis hebben die elders woont, maar waarvan de roots in Poortugaal liggen, is het wellicht een leuk idee hem of haar donateur van de Oudheidkamer te maken. Ik weet zeker dat u hen daarmee een groot plezier doet. Het is nu eenmaal een gegeven dat naarmate men ouder wordt men toch een bepaalde hang naar het verleden heeft, en wat te denken van de leuke verhalen in de Nieuwsbrief!! Inmiddels zijn ook de voorbereidingen voor de nieuwe tentoonstelling in volle gang, het onderwerp is de verenigingen uit Rhoon en Poortugaal. U heeft de oproep om foto’s e.d. in de streekbladen al kunnen lezen. We verwachten dat 2015 ook voor de Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal weer een fijn jaar met veel bezoek zal worden!. Namens het bestuur en de medewerkers van de Oudheidkamer wens ik u met allen die u dierbaar zijn een gezond en voorspoedig 2015! Arie Beukelman, voorzitter.
19.2 “De Kieuwelander”
Kort geleden kwamen wij in het bezit van een aantal exemplaren van “De Kieuwelander”, een illegaal nieuwsblad voor Poortugaal e.o., dat dagelijks verscheen aan het einde van de oorlog toen er geen stroom meer was en de mensen dus zelf niet meer naar de illegale radio-uitzendingen konden luisteren. Het werd getypt op de machine met carbonpapier en doorslagen. Omdat de kopieën door de tijd slecht leesbaar waren geworden, hebben medewerkers van de Oudheidkamer een uittreksel gemaakt van alle passages uit dit blad, die betrekking hadden op Poortugaal en omgeving.
De redacteur van “De Kieuwelander” was Alfred Mozer, een in die tijd bekende journalist. Hij werd in 1905 in München geboren als zoon van een leerlooier en een huisnaaister. Hij werkte achtereenvolgens o.a. als (leerling-)textielarbeider, journalist bij het sociaaldemocratische Kassler Volksblatt, secretaris van burgemeester Philipp Scheidemann, de oud-rijkskanselier van de republiek van Weimar, waarna hij op 23-jarige leeftijd een aanstelling kreeg als hoofdredacteur van de socialistische Volksbote in Emden. Zeer fel keerde hij zich tegen het opkomend nationaal-socialisme zodat hij na Hitlers machtsovername niet langer veilig was in Duitsland. Mede in verband hiermede werd hem in 1938 het Duitse staatsburgerschap ontnomen. In 1933 vluchtte hij naar Nederland, waar hij diverse functies binnen een aantal aan de SDAP verwante organisaties vervulde en waar hij voorts werkzaam was als journalist. Na de Duitse aanval op Nederland vond hij een onderduikadres op het terrein van de psychiatrische inrichting “Maasoord” in Poortugaal. In 1950 kreeg hij de Nederlandse nationaliteit. Hij behoorde tot de kleine groep pioniers die zich beijverde voor contact van Nederland met het andere, democratische Duitsland. De door de Oudheidkamer gemaakte samenvatting geeft een goed beeld van de gebeurtenissen hier ter plaatse tegen het einde van de oorlog en kort na de bevrijding. Als u interesse heeft om de gehele samenvatting te lezen, bezoek dan onze website waar u een verwijzing naar dit artikel kunt vinden. Hierbij een voorproefje uit De Kieuwelander nr. 60 van 16 mei 1945. Erwtensoep voor de schoolkinderen.
De soep werd zeer gewaardeerd, wat vooral ook aan de kookkunst van slager Den Otter de danken was. Des te groter was echter de teleurstelling toen deze week het aantal verdelingen minder werd en helaas moeten wij onze lezers meedelen, dat nog op een verdere teruggang gerekend moet worden.
Coby Kranenburg, bestuurslid. 19.3 Dijkdorpen
Poortugaal en Rhoon zijn als lintbebouwing op of aan een dijk ontstaan, evenals Pernis, Hoogvliet, Spijkenisse, IJsselmonde, Alblasserdam. Bijna alle dorpen en ook steden in het deltagebied en het Hollandse en Gelderse rivierengebied zijn zo ontstaan. Natuurlijk geldt dat ook voor Zeeland en West-Brabant. We kunnen dat ook terugzien in de namen van de oudste straten in de dorpen of steden, zoals in Rhoon de Dorpsdijk, de Pastoriedijk in Pernis, de Voordijk in Barendrecht, de Hoogstraat in Rotterdam, de Dam in Amsterdam en Alblasserdam. Ook de Oude- en Nieuwe Voorburgwal in Amsterdam, welke namen kunnen duiden op een dijk, een aanlegplaats (kade), alsook verdedigingswerk. In talloze plaatsen vinden we dijken en dammen in straatnamen terug, maar ook in de plaatsnamen zelf, zoals Rotterdam, Amsterdam, Schiedam, Edam, Kinderdijk, Maasdijk, en Broek op Langedijk. Het woord dam kan zowel een afsluiting van een watergang zijn als een dijk langs het water, zoals bv. de Havendam in Rhoon, die van oorsprong de uitmonding was van het riviertje of kreek De Zantel. Bijna alle plaatsen ontstonden sowieso langs het water, en niet alleen in Nederland. Water was en is zo belangrijk, je hebt het nodig om te drinken, om te wassen en verder eigenlijk voor bijna alles, bv. om bier te maken en natuurlijk ook om je afval in te lozen. Bovenal vond tot honderd jaar geleden bijna alle transport en verkeer plaats over water. Een andere belangrijke reden om op dijken te bouwen was uit veiligheidsoverwegingen t.o.v. hoogwater. Men woonde relatief veilig, hoog en droog op de dijk en had alles bij de hand, aan de ene kant de polder waar het voedsel verbouwd werd en het vee geweid kon worden, aan de andere kant het water met aanlegplaatsen voor veerdiensten en andere schepen, kaden voor aan- en afvoer van landbouwproducten en veetransport naar bv. veemarkten. Maar ook voor het scheppen van water om te drinken, te koken, te wassen en alle mogelijke andere doelen. Geleidelijk gingen dijken ook dienst doen als wegen, het was dus ook een voordeel dat je aan de weg woonde, er hoefden niet speciaal wegen te worden aangelegd om verbinding te krijgen met andere plaatsen. In Rhoon is nog goed te zien waar het dorp ontstaan is, in de omgeving van de in de vijftiende eeuw gebouwde kerk. Het allereerste begin vond plaats in 1199 toen Biggo van Duyveland van de graaf van Holland toestemming kreeg om in het uitgestrekte gorzengebied ten zuiden van Rotterdam iets voor zichzelf te beginnen. Toen ontstond de eerste Rhoonse polder “Oud Rhoon” genaamd, die wordt omsloten door de Dorpsdijk, Werkersdijk en Oud-Rhoonsedijk, die zijn naam aan de polder te danken heeft. Het eigenaardige is dat de kastelen die in Rhoon stonden of nog staan, niet in de eerste polder staan, maar in de later bedijkte polder “Nieuw Rhoon”, tegenwoordig “De Huyters” genaamd, die in 1421 bij de St. Elizabethvloed weer vol liep, waarbij de waal aan de Molendijk ontstond. Daar ongeveer moet ook het eerste kasteeltje gestaan hebben, wat die naam nauwelijks verdiende; het was een zgn. “motte”, een twee of drie etages hoog torentje van ± 4 x 4 m., gebouwd op een terp, dus niet op de dijk. Waarschijnlijk is de motte in 1421 weggespoeld. In 1570 was er weer een grote vloed, daarna is men pas begonnen te bouwen op de plek waar het huidige kasteel staat. Ook de oude kerk is niet op of aan de dijk gebouwd, wat men in het rivierengebied soms wel ziet, een kerk op de dijk. Woonhuizen en boerderijen werden wel op of aan de dijk gebouwd, dat is aan de Dorpsdijk op sommige plaatsen nog goed te zien hoewel de dijk in de loop der eeuwen is afgegraven en ingeklonken, ligt hij op veel plaatsen toch nog aanmerkelijk hoger dan het omliggende land. Bv. bij Het Wapen van Rhoon en tegenover de straat De Nachtegaal. Bij gedeelten met wat oudere bebouwing is nog duidelijk te zien dat de huizen aan de dijk stonden, Het Wapen van Rhoon is nu via een trapje van vijf treden te bereiken, waarschijnlijk lag de vloer vroeger even hoog als de straat. De dijk is ter plaatse voor het laatst verlaagd in 1956 toen de straat is vernieuwd en riolering is aangelegd. Soms bouwde men een boerderij op de dijk en legde er weg er met een boog omheen, bv. de “Werkershoeve” aan de Werkersdijk en de “Hooge Stee” aan de Rijsdijk. In Poortugaal is het iets moeilijker te zien dat de bebouwing op een dijk is begonnen. Dat komt door de doorbraak van de Albrandswaardsedijk in 1570, waardoor het wiel is ontstaan, waarna de dijk er in een boog omheen gelegd moest worden en zo aansloot op de Welhoeksedijk, en de dijk die nu Dorpsstraat heet en verder aansloot aan de Molendijk, nu Van der Poest Clementlaan. Tengevolge hiervan ligt de dijk Dorpsstraat in een haakse hoek (90°) en vormt met de Kikkerstraat een hoogliggende driehoek. Zo lijkt het of we een soort terpdorp hebben. Dat is echter niet zo, juist hier is goed te zien, dat alle gebouwen, waaronder oorspronkelijk een groot aantal boerderijen, met de voorgevel op dijkkruin staan, dus eigenlijk op het talud zijn gebouwd. Ook de korenmolen was in Poortugaal op de dijk gebouwd, vandaar de naam Molendijk. Toen deze dijk geen waterkering meer was, heeft men hem afgegraven, alleen waar geen bebouwing was, daarom ligt de Dorpsstraat nog steeds een stuk hoger dan de V.d. Poest Clementlaan. Ook de terp waarop de korenmolen tot 1970 stond, was een restant van de dijk. De oorspronkelijke Albrandswaardsedijk lag, komend uit het oosten, rechtdoor naar de Dorpsstraat ter hoogte van de Beatrixstraat. Het Waalslop, dat lag ter plaatse van het huidige gebouw “De Portugaele” (o.a. Plus Supermarkt) was een restant van de oude Albrandswaardsedijk van vóór de doorbraak. Ook in Poortugaal waren een paar uitzonderingen; de oude Brinkhoeve en de boerderij van Verhoeff, Kerkstraat 25, waren op een terp gebouwd. Of de Kerkstraat ooit een dijk is geweest, is mij niet bekend, maar het zou kunnen gezien de brede strook grond naast de straat, waarop nu woningen staan. Een landweg uitsluitend bestemd voor bereik van landerijen was smal met heel smalle bermen. De Kerkstraat was de verbinding tussen het dorp en de kerk, die ook op een terp is gebouwd. Naast de kerk was ooit nog een terp, “de hoge bogerd” genoemd omdat hij met vruchtbomen was beplant. Oorspronkelijk was dit ook een motte (kasteeltje). De hoge bogerd is verdwenen onder de metrobaan.
Een ander aspect van dijkbebouwing waren “achterwegen”. Ze ontstonden waarschijnlijk uit de behoefte om met vervoer de achterzijde van de boerderijen te kunnen bereiken. Een aan een dijk gebouwde boerderij of huis heeft een laag extra, die zich lager dan de kruin van de dijk bevindt, is dus alleen aan de lage kant, dat is meestal de achterkant, bereikbaar. Heel vaak bevonden zich daar de koeien- en andere stallen. Nu kun je nog in veel plaatsen wegen aantreffen die de naam Achterweg dragen, of een naam die daar naar verwijst. In Poortugaal hebben we de Achterweg en de Kerkachterweg en ook de Kikkerstraat was waarschijnlijk een achterweg. In Rhoon komen achterwegen frappant genoeg niet voor. In Hoogvliet was er wel een Achterweg en die is er nog steeds, die heeft de enorme afbraak van het oude Hoogvliet overleefd. Deze achterweg was zelfs uitgegroeid tot één van de belangrijkste straten van het dorp, waaraan de kerk, een school, veel woningen en bedrijven waren gebouwd. In Pernis is ook een achterweg, die de weidse naam Tuinlaan draagt. Die naam zou kunnen zijn ontstaan omdat de dijkbewoners daar hun tuinen hadden, waar later ook weer woningen op zijn gebouwd; dat was dus een tweede rij huizen achter de dijkwoningen. Pernis had in de 19e eeuw kennelijk een sterk groeiende bevolking. Op veel plaatsen werd er achter de aan de Pastoriedijk staande woningen gebouwd, waardoor hofjes en dwarssteegjes ontstonden. Ook in andere plaatsen in onze omgeving komen we achterwegen of onderwegen tegen. In Ridderkerk, Slikkerveer, Bolnes en IJsselmonde heeft men er één doorgaande weg van gemaakt, Benedenrijweg genaamd, in IJsselmonde overgaand in de Benedenstraat. In Hendrik-Ido-Ambacht heet het Onderdijk, in Zwijndrecht Onderdijkse Rijweg. In De Lindt wordt het Onderlangs genoemd, een naam die wel in meer plaatsen werd gebruikt. Ziedaar een schets van het ontstaan van onze dijkdorpen en veel plaatsen in de hele Hollandse Delta in tijden toen er nog geen bestemmingsplannen gemaakt werden en iedereen bouwde waar het hem het beste uitkwam. Door van woning naar woning en landerijen te lopen en te rijden, ont-stonden paden die men veel later (19e eeuw) ging verharden (met grint b.v.). Ook ontstonden op de dijken doorgaande routes naar andere dorpen en steden.
Roelof Dubel, bestuurslid. 19.4 De Korenmolen van Rhoon Zoals in veel dorpen heeft ook Rhoon een Molendijk. De naam geeft aan dat er aan die dijk een molen staat of heeft gestaan. Aan de Molendijk in Rhoon staat echter al heel lang geen molen meer, maar ooit heeft er wel degelijk één gestaan, n.l. op de hoek van de Molendijk naar het “Kerklaantje”. De korenmolen van Rhoon was een z.g. dwangmolen. Elke ingezetene was verplicht om zijn graan in de molen van de Heer van Rhoon te laten malen. Het clandestien malen werd streng gestraft. De eerst bekende molenaar was Leendert Leendertsz. begin 1600, dan komen we in 1659 Pieter Molenaar tegen als korenmolenaar. Op 5 mei 1721 wordt Staes Jansz. van Gelder vermeld als “coornmolenaar”. Vervolgens komen we zoon Jan Staes van Gelder tegen als molenaar, hij is geboren rond 1705, hij trouwt op 14 november 1733 in Pernis met Annetje Pieters van Dijk, gedoopt 23 januari 1707 in Pernis, dochter van Pieter Joosten van Dijk en Leentje Bastiaansdr. van der Laan. Dat op het verplicht malen streng werd toegezien blijkt uit het volgende: “Op 16 juni 1750 wordt Gijsbert Ariesz. Kranenburg, boer op hoeve Heuvelsteijn, betrapt op clandestien malen, een overtreding van de Wet op het gemaal. Uit zijn huis is een coornmolen gehaald en hij wordt gevangen gezet in Schiedam. Op 14 juli 1750 krijgt onze Gijsbert een boete van 2.000 gulden, met de kosten van justiciën en de premie van het aanbrengen (hij was dus kennelijk verraden) van 1.000 gulden, totaal 3.250 gulden. Tevens verbanning uit de lande van Holland en West-Friesland. Op 27 augustus 1750 wordt door zijn vrouw Pietertje Paulusdr. Tolhoofd de boete betaald waardoor de verbanning niet werd uitgevoerd. Op 4 mei 1792 maakt Staes Jansz. van Gelder, mr. koornmolenaar, zijn testament. Hij prelegateert aan zijn zuster Lena Jansdr. van Gelder, getrouwd met Pieter Jansz. de Jongh, de koornmolen met deselve huijs, schuur en erve. Hem comparant aanbedeeld uit de boedel van zijn vader. Tevens nog alle runderbeesten, een oud paard ofte paarden, kar, wagen, molcke gereedschappen en ca. 6 gemeten land, in mindering van haar erfportie. Op 8 december 1798 krijgt Lena van Gelder de molen in eigendom, zij is gedoopt op 30 september 1742 in Rhoon, dochter van Jan Staes van Gelder en Annetje Pietersdr. van Dijk. Lena trouwt 6 mei 1785 in Rhoon met Pieter de Jongh, geboren in Albrandswaard. Op 28 maart 1814 verkoopt Lena van Gelder, weduwe van Pieter Jansz. de Jongh, aan Arie de Koning een steenen wind koornmolen aan de Molendijk nr. 47 A. Belent ten oosten de dijk, ten westen de sloot tussen het erf van de Heer van Rhoon en de sloot tussen de boomgaard, ten noorden de watergang. Tevens een huis en schuur noord van het voorgaande perceel, een boomgaard genaamd Waalwijk, belent ten westen de waal, zuid het erf van Jacob Groeneweg, voor de som van 10.000 gulden. Op 24 april 1822 verkoopt Arie de Koning aan Arie Plaisier, bouwman onder Barendrecht (hij is de vader van mijn betovergrootmoeder Anna Plaisir, ook Pleijsier genaamd) en zijn schoonzoon Pieter Sonneveld, de stenen wind koornmolen, huis, houtschuur, boomgaard etc. voor 7.000 gulden. Op de molen komt Pieter Sonneveld, gedoopt 30 maart 1794 te Rozenburg, zoon van Samuel Gerritsz. Sonneveld en Jannetje Jacobsdr. Bregman. Hij trouwt 27 februari 1821 in IJsselmonde met Christina Plaisier, dochter van Arij Pleunsz. Plaisier en Anna Leendertsdr. de Jong, gedoopt 3 maart 1799 in IJsselmonde, hij is hier tot 1848 korenmolenaar. In dat jaar verkoopt hij de molen aan Cornelis Arie Dekker te Rhoon en vertrekt naar Nieuwenhoorn waar hij tolgaarder wordt. De nieuwe molenaar op de korenmolen aan de Molendijk wordt dus Cornelis Dekker. Hij is boer op de Hoge Stee aan de Rijsdijk die hij op 28 juli 1846 bij akte van scheiding in zijn bezit kreeg. Op 12 april 1848 verkoopt hij de Hooge Stee met landerijen aan Arij de Koning Arijsz. te Rhoon voor ƒ 16.000,–. Cornelis Dekker is geboren op 2 januari 1813 in Rhoon als zoon van Cornelis Arie Dekker, boer op de Hoge Stee, en Pietertje de Koning. Cornelis Dekker trouwt 1e op 25 april 1834 in Strijen met Adriaantje Niemansverdriet, geboren op 10 juli 1808 in Strijen Sas, dochter van Bastiaan Niemansverdriet, boer, en Maartje Kluifhooft. In de nacht van 9 januari 1849 brandt de korenmolen met woonhuis af, de oorzaak onbekend. Op 2 maart 1849 is er een aanbesteding van het betimmeren van een nieuwe wind-koren-pelmolen. Bestek en tekeningen liggen vanaf die datum ter inzage bij A. van ’t Zelfde, in het Wapen van Rhoon. De aannemer wordt Bastiaan Voordendag, timmerman/aannemer te Strijen. Op 22 maart 1849 koopt Cornelis Dekker een perceel erf aan de Dorpsdijk onder Rhoon west. Op 4 april 1849 legt dochter Pietertje Dekker de eerste steen voor de nieuwe korenmolen. De molen krijgt de naam “’t Hert”. De molen was een zogenoemde stellingmolen. Het grondoppervlak was 9.50 meter, de hoogte was 27 meter en de wieken hadden een vlucht van 23 meter, de stellinghoogte was 10 meter. Pietertje Dekker trouwt 20 augustus 1854 in Rhoon met Jan Sloof, korenmolenaar op molen Rembrandt in Hazerswoude, geboren 1 december 1834 in Ridderkerk, zoon van Aart Sloof en Aagje den Hartog. Na de brand was Cornelis Dekker gaan wonen in Huize Dorpzicht. Deze villa lag achter de Werkershoeve in de polder Albrandswaard. Hier overlijdt Adriaantje Niemansverdriet op 21 juli 1849. Cornelis Dekker hertrouwt 2 augustus 1856 in Voorburg met Gerardina Anna Zechner, weduwe van Willem Kemna jr., geboren 10 februari 1821 in Voorburg, dochter van Fredrik Casper Zechner en Johanna Beuker. Op 19 november 1856 verkoopt Cornelis Dekker de korenmolen aan broer Bastiaan Dekker, aanvankelijk korenmolenaar in Heenvliet, later bouwman in Rhoon, opgehouden op ƒ 15.000,–, niet verkocht. Cornelis Dekker en Gerardina Anna Zechner vertrekken in 1856 naar Voorburg en komen 1858 terug naar Rhoon waar Cornelis Dekker op 8 mei 1858 overlijdt. Gerardina Anna Zechner hertrouwt op 6 oktober 1859 in Zuidland met Eduard Jacob van Spankeren, korenmolenaar in Zuidland, geboren 7 juli 1834 in Maartensdijk/Utrecht, zoon van Eduard Jacob van Spankeren en Petronella Hendrina Eeden. Zij komen 8 oktober 1859 uit Zuidland naar Rhoon op de molen “’t Hert”. Gerardina Anna Zechner overlijdt 22 maart 1899 in Rhoon. Eduard Jacob van Spankeren overlijdt 6 december 1903 in Rhoon. In 1904 wordt de korenmolen gekocht door Cornelis Ariesz. Dekker, landbouwer in Zuid-Beijerland, zoon van Floris Dekker en Teuntje de Koning. Hij is gehuwd met Fija Jacoba Maasdam. Op de molen komt zoon Floris Dekker, hij is geboren 12 september 1877 in Zuid-Beijerland. Hij trouwt 21 april 1904 in Numansdorp met Adriana Janna Maasdam, geboren 27 juni 1877 in Numansdorp, dochter van Arie Maasdam, korenmolenaar in Numansdorp, en Hendrika van der Waal. Zij vertrekken in 1909 naar Numansdorp waar hij landbouwer wordt. De molen krijgt de naam “’t Hert”. De molen was een zogenoemde stellingmolen. Het grondoppervlak was 9.50 meter, de hoogte was 27 meter en de wieken hadden een vlucht van 23 meter, de stellinghoogte was 10 meter. Pietertje Dekker trouwt 20 augustus 1854 in Rhoon met Jan Sloof, korenmolenaar op molen Rembrandt in Hazerswoude, geboren 1 december 1834 in Ridderkerk, zoon van Aart Sloof en Aagje den Hartog. Na de brand was Cornelis Dekker gaan wonen in Huize Dorpzicht. Deze villa lag achter de Werkershoeve in de polder Albrandswaard. Hier overlijdt Adriaantje Niemansverdriet op 21 juli 1849. Cornelis Dekker hertrouwt 2 augustus 1856 in Voorburg met Gerardina Anna Zechner, weduwe van Willem Kemna jr., geboren 10 februari 1821 in Voorburg, dochter van Fredrik Casper Zechner en Johanna Beuker. Op 19 november 1856 verkoopt Cornelis Dekker de korenmolen aan broer Bastiaan Dekker, aanvankelijk korenmolenaar in Heenvliet, later bouwman in Rhoon, opgehouden op ƒ 15.000,–, niet verkocht. Cornelis Dekker en Gerardina Anna Zechner vertrekken in 1856 naar Voorburg en komen 1858 terug naar Rhoon waar Cornelis Dekker op 8 mei 1858 overlijdt. Gerardina Anna Zechner hertrouwt op 6 oktober 1859 in Zuidland met Eduard Jacob van Spankeren, korenmolenaar in Zuidland, geboren 7 juli 1834 in Maartensdijk/Utrecht, zoon van Eduard Jacob van Spankeren en Petronella Hendrina Eeden. Zij komen 8 oktober 1859 uit Zuidland naar Rhoon op de molen “’t Hert”. Gerardina Anna Zechner overlijdt 22 maart 1899 in Rhoon. Eduard Jacob van Spankeren overlijdt 6 december 1903 in Rhoon. In 1904 wordt de korenmolen gekocht door Cornelis Ariesz. Dekker, landbouwer in Zuid-Beijerland, zoon van Floris Dekker en Teuntje de Koning. Hij is gehuwd met Fija Jacoba Maasdam. Op de molen komt zoon Floris Dekker, hij is geboren 12 september 1877 in Zuid-Beijerland. Hij trouwt 21 april 1904 in Numansdorp met Adriana Janna Maasdam, geboren 27 juni 1877 in Numansdorp, dochter van Arie Maasdam, korenmolenaar in Numansdorp, en Hendrika van der Waal. Zij vertrekken in 1909 naar Numansdorp waar hij landbouwer wordt. In 1909 wordt de molen “’t Hert” verkocht aan Arij Kleinjan, graanhandelaar, geboren 12 mei 1877 in Rhoon. Arij Kleinjan, graanhandelaar en korenmolenaar, trouwt 14 december 1905 in Rhoon met Lena Niesje Kleinjan, geboren in Rhoon 23 maart 1873, dochter van Floris Kleinjan en Adriana Johanna Tromer. Arij Kleinjan overlijdt 12 september 1950 en Lena Niesje Kleinjan op 20 oktober 1962, beiden te Rhoon. Zij bewonen zelf niet het molenaarhuis, dat wordt verhuurd aan een stichting die er kinderen met Lupus, een reumatische aandoening, verpleegt! Vervolgens is hier zoon Ary Kleinjan graanhandelaar en korenmolenaar. Hij is geboren 14 januari 1912 in Rhoon. Hij trouwt 21 juni 1942 in Rhoon met Maria Borst. Op donderdag 13 juli 1944 wordt de korenmolen “’t Hert”, na een aantal jaren buiten gebruik te zijn geweest, nadat deze geheel gerestaureerd en gestroomlijnd is, in aanwezigheid van Jhr. Mr. F. van Rijckevorsel als bestuurslid van de Vereniging “De Hollandsche Molen”, plechtig in werking gesteld. Mevrouw Kleinjan knipte het lint door dat de wieken in toom hield, de heer Kleinjan sr. gooide “de vang” los en de wieken draaiden zonder zeilen op een zacht windje rustig rond. De familie Ary Kleinjan woonde aan de Dorpsdijk in Rhoon, in het molenhuis woonde broer Teunis Kleinjan, geboren 27 juli 1909, met zijn gezin. In de jaren zestig ging het bergafwaarts met de molen. De molen helde ongeveer één meter uit het lood en was daardoor al een bezienswaardigheid. Op verzoek van de eigenaar, de heer A. Kleinjan, werd de molen begin jaren zestig afgevoerd van de monumentenlijst. In april 1971 werd de molen van zijn wieken ontdaan en in 1976 gesloopt. Maalstenen, spoorwiel en bovenwiel werden gebruikt bij de restauratie van molen “De Windlust” te Wateringen, de gietijzeren bovenas ging naar de Beltkorenmolen “De Hermien” te Harrevelt, ook gingen er onderdelen naar de molen “De Jonge Sophie” in Groot-Ammers. En zo was er weer een monument in Rhoon verdwenen, een voorbode van wat in de daaropvolgende decennia de gewoonste zaak van de wereld werd. In de jaren 90 van de vorige eeuw werd op de plaats van o.a. de korenmolen een nieuwe woonwijk ontwikkeld waar men in eerste instantie de naam Kasteelgaarde voor bedacht. De gemeenteraad stak hier echter een stokje voor en besloot dat de naam Molen ‘t Hert werd zodat in elk geval de naam van de eertijds bekende molen voor het nageslacht bewaard werd. Arie Beukelman, voorzitter. 19.5 “Aanteekeningen van wijle Willem Joostz. Meindert“, begonnen in 1740, einde 1782. Bij het opruimen van de boekenkast in de bibliotheek van de Oudheidkamer kwam ik een bijeengebonden stapel kopieën van de bovengenoemde aantekeningen tegen. Bij nadere lezing bestond de tekst o.a. uit inkomsten en uitgaven van de diaconie in Hoogvliet uit 1745, een opgave van sterfte onder het vee van Willem Meindert in de jaren 1744 t/m 1774, memorie van het zetten van de kerk in Hoogvliet en enkele opmerkingen van politieke aard. De ontvangsten van de diaconie bestonden uit pachtsommen en rente uit leningen. De rente bedroeg in die tijd 4%. De uitgeleende sommen geld waren best groot, soms fl. 50,–, maar vaak veelvouden van fl. 100,– (misschien voor het bouwen van een woning?). De uitgaven worden ook nauwkeurig bijgehouden. Per week kreeg een arm gezin van de diaconie ongeveer 8-12 stuivers. Het geld bestond toen uit guldens, stuivers (20 stuivers in een gulden) en duiten (8 in een stuiver) of penningen (1/2 duit). Men kreeg zaken in natura, zoals graan, linnen, baai, turf, schoolgeld, kousen en klompen, deze posten kwamen ook in de boekhouding voor. Bij één gezin staan 6 paar kousen voor de kinderen (fl. 3,5,0,) en 6 paar klompen (fl. 4,3,0) op de rekening. Het maken van een borstrok en een schort kwam je op 12 stuivers. Er is vermelding van artikelen die men “uit de kast/kist” kreeg. Kennelijk was er een voorraadje van kousen, neusdoeken enz. waar men uit kon putten. Interessant is de vermelding van passanten in het jaar 1745: Den 16 Maart aan 3 Turkse slaven de som van fl. 0.16.0. Verder werden er nog kosten gemaakt voor het onderhoud aan bezittingen, dijken, sloten, huizen, enz. Willem Joostz. Meindert, zoon van Joost Jacobs Meindert en Geertrui Willems Hoogwerf, werd geboren op de boerderij naast de hervormde kerk in Poortugaal (nu parkeerterrein), die in 1839 afbrandde en niet meer opgebouwd werd. Hij is gedoopt in Poortugaal op 17-8-1710. Hij trouwt te Poortugaal op 19-8-1731 met Magdaleentje Jacobs Hoogwerf. Zij kregen 4 dochters. Op 1 mei 1732 koopt hij een boerderij van Cornelis Jans Hoogwerf aan de Noordzijdsedijk iets ten noorden van de Noordzijseweg in Hoogvliet. In de memorie van de sterfte van het vee, houdt hij per jaar bij hoeveel koeien er ziek geworden zijn, beter geworden of gestorven. Er stierven 101 koeien in 30 jaar. De memorie van de bouw van de kerk in Hoogvliet vermeldt dat men in 1652 begon met een verzoek aan de Classis. Het aantal lidmaten in Hoogvliet was gestegen tot boven de 50 en men wilde een predikant en kerk in hun eigen dorp. De Classis riep een comité in het leven om te vernemen hoe dit bij de ingezetenen van Hoogvliet lag en hoe dit in Poortugaal werd opgenomen (de Hoogvlieters kerkten in Poortugaal). In Poortugaal voelde men er niet voor, ook niet toen voorgesteld werd dat de predikant van Poortugaal om de 14 dagen in Hoogvliet kon komen preken. Hoogvliet kreeg uiteindelijk toestemming voor een predikantsplaats, als men de kosten daarvan zelf zou dragen. De eerste predicatie werd in 1655 gedaan in de schuur van het huis dat men gekocht had voor de toekomstige predikant. De armenzorg in Hoogvliet en Poortugaal werd gescheiden. In de resolutie van 26 juli 1656 werd afgesproken dat er in Hoogvliet 2 armenhuizen zouden blijven, waaraan Poortugaal fl. 60,0,0 zou meebetalen. Er werd bezonnen op een manier om een kerk en begraafplaats te stichten. In 1657 is een collecte gehouden onder de ingezetenen van Hoogvliet en bij verschillende instanties. In 1658 is de eerste steen gelegd en de eerste preek is gedaan op 16 mei 1660. De Dijkgraven en Heemraden van het Oudeland van Poortugaal hebben in de kerk een gestoelte laten zetten voor hen en hun vrouwen. De Schout en Schepenen van Hoogvliet hebben een bank laten zetten voor de kerkmeesters en voor de armenmeester.
Op Hemelvaartsdag, 15 mei 1760 is het 100 jarig bestaan van de kerk herdacht. En dan de politiek. Hij schrijft: ”In het jaar 1747, de 30ste april, hebben de burgers de Staten gedwongen om de Prins tot stadhouder uit te roepen. Door heel Holland is het aangenomen, op 3 mei in ’s Gravenhage. Men moest allemaal gele strikken op de hoed of op de borst hebben, anders liep men gevaar voor zijn leven. In hetzelfde jaar moest men de 50ste penning van alle goederen geven aan de Prins om te oorlogen. In dien tijd hebben de Fransen Bergen op Zoom ingenomen.” Annie van der Veen-Groenenboom
19.6 |
Nieuwsbrief nr 19 – december 2014