Nieuwsbrief nr. 18 – augustus 2014 

18.1 Van het bestuur  

Er is een oud gezegde dat luidt: “De tijd gaat snel voorbij”. Sommige mensen zeggen dat dit niet correct is, maar dat wij het zijn die snel  voorbijgaan. Hoe het ook zij, terwijl ik dit schrijf bedenk ik me dat we a.s. week al weer de langste dag hebben en dat de tentoonstelling  “Goed Geboerd“ met een diavoorstelling van Rhoonse boerderijen op 21 juni al weer afgesloten wordt.

Naast boerderijen waren er ook veel foto’s van grote gezinnen te zien. Vooral de jongere bezoekers toonden zich verbaasd over de omvang van de gezinnen vroeger en vroegen zich af hoe dat allemaal kon in vaak nog eenvoudige boerenwoningen. Duidelijk is dat het woord “privacy” toen nog geen rol speelde.

Net als bij de vorige tentoonstellingen zijn er ook nu weer leuke contacten geweest met bezoek uit vele delen van ons land. De waardering die we van de bezoekers mogen ontvangen, is voor ons allen een stimulans om voort te gaan op de ingeslagen weg.

Zo kregen we afgelopen zaterdag 14 juni bezoek van  iemand die op de 65e verjaardag van Jan Brokken (de schrijver van o.a. het boek De Vergelding) in de Rode Hoed te Amsterdam !!! had gehoord dat het inmiddels uitverkochte boek “Rhoonse boerderijen en hun bewoners” nog te koop  was in de Oudheidkamer.

Ook de fietsclub “Vrouwen van Nu” uit Zuidland bezocht kortgeleden onze tentoonstelling. Naar aanleiding van dat bezoek wil ik er nog eens op wijzen dat het altijd mogelijk is om met groepen de tentoonstelling te bezoeken op andere dagen dan de reguliere zaterdag.

In het  artikel van januari 2014 met als titel “De dorpsdokter” memoreerde ik aan het bordje in de spreekkamer van de oude dokter Greup, met daarbij de bemerking  dat, als ik v.w.b. de tekst  de plank mis zou slaan, ik het graag zou horen. Mijn hartelijke dank aan dokter Piet Greup die reageerde dat het bijna goed was. Hij had het bordje nog in zijn bezit en de juiste tekst luidt:

Zeg al wat ge zeggen moet
Maar zeg het kort en bondig
Die nodeloos mijn tijd verspilt
Die steelt en dat is zondig. 

Onze penningmeester heeft ook een drukke tijd achter de rug met het innen van het jaarlijkse donatiegeld. De donateurs die om wat voor reden dan ook  tot op heden nog niet hebben betaald, ontvangen tegelijk met deze Nieuwsbrief een betalingsherinnering.

Verder wordt er al weer druk gewerkt aan de komende tentoonstelling, die op 6 september a.s. van start gaat. We verwachten dat ook hier veel belangstelling voor zal zijn. Het betreft n.l. het onderwerp scholen in Rhoon en Poortugaal, met veel schoolfoto’s. De titel van de nieuwe expositie is: “Klasse(n)werk”.

Het belooft weer een leuke tentoonstelling te worden.

U komt toch ook een kijkje nemen? Graag tot dan.

Arie  Beukelman, voorzitter.


18.2

Programma van een toneelstuk dat is opgevoerd in 1893. Let u ook even op de entreekosten en de kosten van plaatsbespreking!


18.3 Bijzondere bezoekers

Alexander Pechtold, in 1965 in Rotterdam geboren, woonde vanaf 1969 tot het begin van zijn studententijd met zijn ouders in Rhoon. Later was hij van beroep veilingmeester, daarna burgemeester van Wageningen en nu al weer jaren politiek leider van D66.

Een hobby van hem is het verzamelen van oude zilveren voorwerpen. Enige tijd geleden kocht hij een eetlepel met een inscriptie, die luidde: “Cornelis Pelletier gestorven 17 December 1718”. Nieuwsgierig naar wie deze Pelletier was, kwam de heer Pechtold o.a. bij het gemeentearchief in Rotterdam. Daar kon men hem niet verder helpen en verwees men hem naar de Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal.

Arie Beukelman, onze genealoog, kon de heer Pechtold na enig onderzoek vertellen dat Cornelis Pelletier van 1703 tot zijn overlijden in 1718, eigenaar was van “Het Huis te Pendrecht”, het huidige “Wapen van Rhoon”.

Dit alles had tot gevolg dat de heer Pechtold op dinsdag 13 mei jl. een bezoek bracht aan de Oudheidkamer, waar hij door Arie Beukelman werd rond-geleid. Bij die gelegenheid heeft de heer Pechtold de bewuste lepel aan de Oudheidkamer in bruikleen afgestaan, waar deze nu te bezichtigen is en bezoekers de geschiedenis van de lepel kunnen nalezen.

———-

Op vrijdag 16 mei jl. bezocht de heer Herman Bastiaan Eenhoorn onze Oudheidkamer. Hij is oud-burgemeester van Ameland, daarna van Alphen aan den Rijn en nu waarnemend burgemeester van Vlaardingen. Ook hij werd ontvangen en rondgeleid door Arie Beukelman. De heer Eenhoorn was bij Arie Beukelman terechtgekomen voor nadere gegevens over zijn voorgeslacht via mevrouw Latenstein van Voorst-Woldringh, oud burgemeester van Albrandswaard en waarnemend burgemeester van de gemeente Rijnwoude.

Zijn grootvader Paulus Eenhoorn, geboren in Hoogvliet op 13 juli 1867, was bouwman (boer) aldaar. Toen hij ging rentenieren liet hij een huis bouwen aan de F. van der Poest Clementlaan in Poortugaal en woonde daar tot zijn overlijden in 1938. Zijn zoon Cornelis Eenhoorn, was de vader van de huidige waarnemend burgemeester van Vlaardingen.

 

 ——-

Zaterdag 17 mei jl. kregen we bezoek van een hele familie, bestaande uit 11 personen met de naam Van der Velde of met iemand van die naam gehuwd of gehuwd geweest zijnde. Hun band met Poortugaal is dat hun vader gehuwd was met Marie Rooimans, de jongste dochter van Jan Rooymans (12-08-1875/31-12-1963), gewoond hebbend in een boerderijtje aan de Albrandswaardsedijk 59.

Deze familie Van der Velde woont nogal verspreid door Nederland, twee in Veenendaal, drie in Vlaardingen, een in Maassluis en een in Lelystad.

Een familielid organiseert elk jaar op zijn beurt een familiedag en zorgt voor de invulling daarvan. Nu was besloten hun wortels in Poortugaal op te zoeken, o.a. door een bezoek aan de Oudheidkamer. Zij werden hier ontvangen door medewerkers van de Oudheidkamer en hun neef Jan Rooymans, die nu in het boerderijtje van hun en zijn grootvader woont.

Bijzonder detail is nog dat opa Jan Rooymans en zijn meeste nakomelingen hun naam met een y schreven, alleen zijn dochter Marie heette Rooimans met een i, door een verschrijving van de ambtenaar die haar na haar geboorte inschreef.

Roelof Dubel, bestuurslid.


18.4 Zij bakten ons dagelijks brood

 

Rond het jaar 1900 waren er drie bakkers in Poortugaal, Snijders (Dorpsstraat 29), Vermaat (Dorpsstraat 55) en Rook (Welhoeksedijk 2).

Poortugaal had rond 1900 1.100 à 1.200 inwoners, waarvan een aantal mensen, vooral boeren, hun eigen brood bakte. Rond 1800 waren er zelfs 4 of 5 bakkers volgens bepaalde gegevens, terwijl het inwoneraantal toen ver onder de 1.000 lag. Eén van hen woonde in het Poortugaalse deel van het Rhoonse Veer. Er waren toen veel grote gezinnen, negen kinderen was heel gewoon. Dan had elke bakker dus zo’n 20 klanten. De “broodwinning” van de bakker zal dus geen “dik belegde boterham” geweest zijn, maar misschien hadden ze neveninkomsten.

Bakkersknechts werkten vroeger, b.v. begin twintigste eeuw, vaak ver van huis en waren dan meestal bij hun werkgevers in de kost. Maarten de Reus woonde, voor hij zich in 1917 in Poortugaal vestigde, in Tinte, gemeente Oostvoorne, en werkte in Dordrecht. Veelal moest men zich in die tijd lopend verplaatsen en dat duurde natuurlijk vele uren. Men kon dus meestal na afloop van het werk niet naar huis, er was vóór 1920 nog heel weinig openbaar vervoer en fietsen waren ook nog dun gezaaid en te duur voor een bakkersknecht.

De eerste bakker in Poortugaal waar iets van bekend is, was Jan Jansz. Struijk, in 1630 in Oosterhout (N.Br.) geboren en in 1664 in Poortugaal getrouwd met Magdalena Schilder. Waarschijnlijk door zijn huwelijk in deze omgeving  te weten gekomen dat hier een bakkerij beschikbaar was ter overname o.i.d. en daarna bakker geworden in Poortugaal. De bakkerij was gevestigd in het pand, nu Dorpsstraat 29, naast het oude gemeentehuis. Toen Jan Struijk in 1678 overleed, werd het bedrijf voortgezet door een neef, Pieter Struijk, ook uit Oosterhout. Hij trouwde in Poortugaal ca. 1687 met Adriaantje Roobol, hier geboren in 1666. Hun zoon Klaas Struijk, geboren 1704, is de volgende bakker. In 1766 verkocht hij de bakkerij hoek Dorpsstraat/Kapelsteeg (nu Schoolstraat) voor  ƒ 1.000,– aan zijn achterneef Johannes Louwrens van der Vlugt. De koopsom was deels bestemd als leergeld, waarvoor Klaas Struijk het bakkersvak zou leren aan Louwrens, de zoon van koper Johannes Louwrens van der Vlugt. Louwrens was in 1738 geboren en volgde zijn vader op in de bakkerij, op zijn beurt werd hij opgevolgd door zijn zoon Johannes van der Vlugt, geboren in 1770. Hij trouwde in Pernis in 1803 met Cornelia van der Vlugt (misschien een nicht?).

Johannes verkocht de bakkerij op 6 augustus 1809 aan Japhet den Boer voor  ƒ 5.400,–. In 43 jaren was de bakkerij dus 5 x zoveel waard geworden. Dat zijn goede zaken of kwam het misschien door de geldontwaarding ten gevolge van de Franse revolutie en bezetting? Zoon Jan Japhetsz. den Boer was opvolger.

Op 13 maart 1837 kwam Kleis Vermaat als bakkersleerling voor 4 jaar bij Jan den Boer werken. Zijn vader betaalde voor de eerste 2 jaar honderd gulden leergeld voor hem, de volgende 2 jaar kreeg hij gratis onderricht. Hij moest dus 4 jaar voor niets werken. Jan den Boer overleed in 1889.

De bakkerij werd voortgezet door Denis Snijders, in ’s-Gravendeel geboren in 1864 en in 1888 in Hoogvliet getrouwd met Maria van den Engel. Voor Denis in Poortugaal begon, was hij knecht in diverse bakkerijen in Rotterdam, wellicht was zijn huwelijk in Hoogvliet mede oorzaak om in de vrijgekomen bakkerij in Poortugaal voor zichzelf te beginnen. In 1914 overleed Denis, zijn zoon Adriaan was toen 10 jaar oud. Nadat hij van de lagere school kwam ging hij als knecht werken bij Vermaat, later De Reus. Tot Adriaan de bakkerij van zijn vader overnam, dreef zijn moeder het bedrijf met behulp van personeel.

 

 Teuntje van der Stoep, Rinus Barel, Geertje de Reus en Adrianus Snijders (1904-1987)
bij een oven in de bakkerij van De Reus, daterend van eind jaren twintig.

 

Adriaan huwde met Gerda Verhoef uit Pernis. Zij overleed in 1938. In 1939 huwde Adriaan voor de tweede maal, nu met Susanne Lemson uit  Den Haag. Beide vrouwen leerde Adriaan Snijders kennen op Maasoord, waar ze verpleegster waren en bovendien vriendinnen. Gerda zei op haar sterfbed tegen haar man dat hij maar met Susanne moest trouwen en zo geschiedde.

Aanvankelijk bezorgde Snijders het brood aan huis bij zijn klanten met een hondenkar. Later, in de jaren ´30, met een auto, de fase van bakfiets en bakkerswagen met paard sloeg hij over. Na de oorlog van ´40-´45 waren er moeilijkheden met klanten, veroorzaakt door de verschillende kerkelijke richtingen, die toen nog een belangrijke rol speelden, waardoor Snijders klanten verloor. Als gevolg daarvan stopte hij in 1948 met de bakkerij en ging in loondienst werken bij Joh. Huijgen in Rhoon. De bakkerij in Poortugaal werd in gebruik genomen door Arie van Winden, die er een kapsalon vestigde.

Een andere bakkerij was die aan de Welhoeksedijk no. 2. In 1836 begon Cornelis van der Tolen hier een bakkerij. Hij was toen 25 jaar oud en getrouwd met Maijken Visser. Hij overleed in 1872 en werd opgevolgd door zijn zoon Teunis, op zijn beurt weer opgevolgd door zijn zoon Leendert Jacobus. Deze stopte in 1900 met het bakkersbedrijf en liet een huis bouwen aan de Albrandswaardsedijk, nu Snip no, 2.

De bakkerij werd verkocht aan Adriaan Rook uit Ouderkerk aan den IJssel. Hij was gehuwd met Neeltje Kleibeuker. Op 1 april 1900 startte Rook met zijn nieuwe zaak. In 1930 werd Adrianus opgevolgd door zijn zoon Marinus, die was gehuwd met Jannetje Visser, enig kind van Bas Visser, boer in wat later “De Brinkhoeve” werd genoemd aan de Kerkstraat. In 1959 overleed Marinus Rook. Zoon Adrie volgde hem op in 1962 nadat hij in dat jaar was getrouwd met bakkersdochter Hillie Huijgen Pietdr. uit Rhoon.

Bijna een eeuw lang, 94 jaar en 7 maanden, bakten drie generaties van de familie Rook hier brood voor ons en bezorgden het ook aan huis, aanvankelijk met de hondenkar, later met paard en bakkerswagen. In strenge winters met veel sneeuw ook met de arrenslee. Er werd tot in de jaren vijftig weinig aan sneeuwvrij maken van wegen gedaan.

Buiten de bakker en zijn vrouw waren er ook andere medewerkers in het bedrijf. Er was b.v. een knecht uit Oud-Beijerland, die tevens bij de familie Rook in de kost was en in de oorlog ’40-’45 daar ook was ondergedoken. Ook zus Connie werkte mee in het bakkersbedrijf tot de sluiting, ook nadat zij gehuwd was.

Op 8 november 1994 werd gestopt met het bedrijf, geen opvolger (geen zoon) en natuurlijk ook ten gevolge van concurrentie van grootwinkelbedrijven. In het pand van Rook kwam een bloemenwinkel.

Na de grote brand in 1848, toen een aantal panden aan de Dorpsstraat, ter plaatse van de huidige nummers 51 tot 57, in de as werd gelegd, liet ene A. Tol hier opnieuw bouwen.

In 1853 begon Kleis Vermaat, een boerenzoon, hier een bakkerij. Hij overleed in 1863, 48 jaar oud. Zijn weduwe, Cornelia Vermaat-van der Waal zette de zaak voort met haar veertienjarige zoon Hendrik. In 1877 overleed ook Hendrik, 22 jaar oud. Toen moest zijn jongere broer Arie, 15 jaar oud, in de bakkerij gaan werken en helpen het bedrijf voort te zetten, ondanks het feit dat hij eigenlijk dolgraag boer had willen worden.

Arie Vermaat werd wat men noemt een belangrijke dorpsfiguur. Hij was behalve bakker, medeoprichter en voorzitter van zangvereniging “Oefening baart kunst”, was zetter der directe belastingen in Poortugaal (d.w.z. dat hij in een college mede bepaalde hoeveel b.v. grondbelasting een eigenaar moest betalen). Verder was hij van 1901 tot zijn dood in 1914 lid van de gemeenteraad. Hij hield naast zijn bakkersbedrijf nog koeien en exploiteerde samen met een ander nog wat bouwland (hij kon blijkbaar zijn boerenaard niet verloochenen).

Ook heeft hij ons een dagboek nagelaten, tussen 10 januari 1880 en 31 oktober 1903 geschreven, waarin vooral de wederwaardigheden van de landbouw en de burgerlijke stand worden vermeld. Dit is met de titel “Poortugaals dorpsleven” in 1989 als boek uitgegeven door Kor van Pelt en Cees Zevenbergen.

Arie Vermaat was op 12 juli 1911 op 51-jarige leeftijd gehuwd met Pietertje van der Schee, kreeg één kind, n.l. dochter Cornelia. Het huwelijk duurde slechts drie jaar doordat Arie op 23 juli 1914 overleed. Blijkbaar heeft zijn weduwe het bedrijf nog voortgezet tot 1917 toen Maarten de Reus en zijn echtgenote Hester Jannetje Klok, beiden uit Oostvoorne, de bakkerij overnamen. Zij waren in 1916 getrouwd. In 1948 nam De Reus ook de bakkerij van Snijders over, d.w.z. alleen de clientèle, dus niet het pand, daarin kwam een kapperszaak.

In 1964 overleed Maarten de Reus. Het bedrijf werd voortgezet door dochter Geertje en de zoons Jaap en Maarten. In 1988 werd de bakkerij voorgoed gesloten.

Op de foto links:
De laatste klant van
bakkerij  De Reus
in 1988.

Maarten jr. kreeg vijf kinderen, vier dochters en de jongste was een zoon, Maarten genaamd. Bij het beëindigen van het bedrijf was hij 14 jaar oud, veel te jong natuurlijk om de zaak voort te zetten (had er waarschijnlijk ook niet veel zin in en het werd hem door zijn ouders afgeraden). Maarten werd operator bij Shell en heeft zich daar opgewerkt tot productieteamleider.

Bakker was een heel zwaar beroep, zo’n 70 uur werken per week, veel in de nacht, bij hoogtijdagen als St. Nicolaas en Kerst nog veel meer.

In 1958 ben ik getrouwd, wij kochten 30 jaar lang ons brood bij bakker De Reus. Toen die in 1988 stopte, werden we klant bij Rook, de laatst overgebleven warme bakker in Poortugaal, tot ook hij er mee stopte. Toen moesten we maar brood gaan kopen in de supermarkt. Ook de kruidenier en de slager zijn weg. Nu zijn er alleen nog een fietsenwinkel, een afhaal-chinees, en een café.

Roelof Dubel, bestuurslid.


18.5 Al 85 jaar op dezelfde plaats…

Er zijn maar weinig bedrijven in Rhoon die al 85 jaar op dezelfde locatie staan. Eén van die bedrijven is garage Palsgraaf, aan de Dorpsdijk 120.  In de jaren dertig van de vorige eeuw stichtte Huib Struijk hier een garagebedrijf. Sinds de jaren zestig is dit bedrijf bekend onder de naam Palsgraaf.

Huibrecht (Huib) Struijk werd geboren op 26 maart 1898 als 13e en laatste kind van Willem Struijk en Huiberta Adriana Huijgen. Huib is ter wereld gebracht door dr. Donkersloot. Waarschijnlijk is Huib het laatste kind dat door dr. Donkersloot ter wereld is gebracht. Geheel onverwachts overleed op 4 april 1898 dr. Teunis Anthonij Donkersloot op 56 jarige leeftijd, een week na de geboorte van Huib.

Zoals gebruikelijk was in die tijd is Huib al op jonge leeftijd gaan werken. Zijn eerste baan vond hij bij de firma Helders in Rotterdam-Schiemond. Huib fietste vanuit Poortugaal via “de Heij” naar het pontje aan de Maas waarmee hij naar Schiemond voer. Het bedrijf Helders importeerde auto’s. De over het algemeen Amerikaanse auto’s werden in onderdelen naar Nederland verscheept. Bij Helders werden de onderdelen in elkaar gezet en daarna werden de auto’s bij diverse dealers in Nederland afgeleverd. Zijn tweede baan vond Huib in Poortugaal. Hij werd monteur bij garagebedrijf Piet van der Schee, later bekend als firma Den Ouden. Ondertussen had hij ook leren auto rijden. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat hij in die tijd  officieel chauffeur van beroep was. Huib kon en mocht eveneens een vrachtauto of bus besturen. Op invalbasis werkte hij dan ook als buschauffeur voor de regionale busonderneming.

Huib trouwde op 23 september 1929 in Rhoon met  Lena Cornelia (Corlien) Man in’t Veld, een dochter van de kruidenier Cornelis Man in ’t Veld, die zijn winkel in het pand van het huidige “Het Witte Huys” in Rhoon had gevestigd. Dit pand fungeert al ruim honderd jaar als winkel. Op een heel bekende foto uit Rhoon uit het jaar 1910, rijdt Cornelis trots voor zijn winkel op zijn hoge fiets omringd door een tiental kinderen. Huib en Corlien woonden in de jaren twintig van de vorige eeuw aan de Slotsedijk 51 in Poortugaal. In 1927 is het gezin naar Rhoon verhuisd.

Ze vestigden zich aan de Dorpsdijk 172, thans is hier schildersbedrijf Roest gevestigd. Op deze plek richtte Huib zijn eigen fietsenmakers- en garagebedrijf op. Achter het woonhuis op de plaats waar zich anno 2014 nog een schilderswerkplaats bevindt, had Huib zijn werkplaats. Aangezien het woonhuis in die tijd voor een gezin van 4 personen veel te groot was liet Huib scheidingsmuren plaatsen om er twee woningen van te kunnen maken. In het linker gedeelte woonde Huib Struijk met zijn vrouw en hun dochter Bep en zoon Cees. In het rechter gedeelte woonde het gezin van Henk Heezen en zijn vrouw Gonny Beckers. Heden ten dage heeft het pand nog steeds twee voordeuren. Eén in het midden van het huis aan de voorzijde en één aan de rechter zijkant van het huis. In het begin van de jaren dertig verhuisde het gezin Struijk naar de oude dokterswoning van dr. Teunis Donkersloot aan de Dorpsdijk 120. Het verhaal ging dat Ada Donkersloot, een vrijgezelle dochter van Teunis, een zwak voor Huib Struijk had. Omdat de geboorte van Huib de laatste bevalling is geweest waarbij haar vader geholpen had? Wie zal het zeggen. Toen Ada het pand aan de Dorpsdijk 120 wilde verkopen vroeg ze dan ook aan Huib of hij interesse had. Huib zag het wel zitten om op zo’n strategisch plekje in het dorp te gaan zitten met zijn bedrijf. De koop was snel gesloten.

Het doktershuis was een groot vierkant van rode stenen gemetseld huis, dat lag op een groot stuk grond. Cees Struijk, zoon van Huib schetste de situatie als volgt:  “Als je voor het huis stond zag je een grote tuin met bloemperken en grindpaden. Rechts van het huis stond het koetshuis. Het koetshuis stond als het ware tegen het schilders-bedrijf van Dubel, het huidige “Boerderijtje” aan. In het midden van het huis was een voordeur met links en rechts daarvan ramen. Een lage dakgoot gaf het huis een karaktervol aanzien. Als je door de voordeur het huis binnen ging kwam je in een lange statige gang  met een marmeren vloer en links en rechts deuren, waaronder een deur naar de bovenverdieping en een deur naar de kelder.  Aan het eind van de gang was een bocht naar rechts, daar kon je door een zijdeur naar buiten.

Huib Struijk had al snel van de linker kant van de woning zijn bedrijfsgedeelte gemaakt. Achter de ramen links van de voordeur werd de etalage ingericht. Daar werden de nieuwe fietsen tentoongesteld. In de kamer daarachter werd een werkplaats ingericht. Rechts van de gang was het woongedeelte en de keuken. Achter het huis was een grote tuin met kastanje- en notenbomen.

Huis Donkersloot,
Dorpsdijk 120

Het bedrijf van Huis Struijk vóór 1944,
links een werkplaats, achter de
geblindeerde ramen de etalage.

Op het reclamebord onder het raam
staat: “Luxe autoverkoop”.

De achtergevel van het huis bood met zijn grijs grauw geplamuurde muur een wat troosteloze aanblik. Het grondoppervlak rond de woning strekte zich uit van “Het Boerderijtje” aan de rechterkant tot en met het huidige paadje tussen de Dorpsdijk en de Maasstraat. Aan de voorkant liep de Dorpsdijk en aan de achterkant was aan het eind van de tuin een sloot ter hoogte van de huidige Maasstraat. Aan de andere kant van de sloot was het weiland van Floor Groeneveld, die op de Dorpsdijk 168 woonde en boerde.

Om de oude dokterswoning en de ruimte rond de woning efficiënt te kunnen gebruiken voor een garagebedrijf werd het koetshuis gesloopt en de grindpaden en tuin aan de voorkant geëgaliseerd. De vrijgekomen ruimte werd een parkeerplaats voor de te repareren en te verkopen auto’s. Links naast het huis werd een werkplaats voor auto’s gebouwd. Bekende merken auto’s uit die tijd, zoals T-Ford, Buick en het tegenwoordig onbekende merk Essex, werden door Huib gerepareerd en verkocht.

Eind jaren dertig stond er voor het bedrijf een mooie Esso benzinepomp te glimmen langs de Dorpsdijk (zie laatste foto). Tot die tijd stonden er tegen het huis 10 blikken met elk 10 liter benzine van het merk APC, het latere Esso. Het verhaal gaat dat boer Leeuwenburg op zijn land aan de Essendijk aan het dorsen was toen zijn dorsmachine zonder benzine kwam te staan.

Om snel verder te kunnen dorsen kocht Leeuwenburg bij de eerste de beste gelegenheid die hij tegen kwam, dit was de garage van Huib, twee jerrycans met elk 10 liter benzine. De koop van de 20 liter benzine kwam de heer De Reus, fietsenmaker en Shell-benzinepomphouder, op nog geen 100m afstand van Huib Struijk al snel ter ore. De Reus nam dit Leeuwenburg zeer kwalijk omdat hij Leeuwenburg als zijn vaste klant beschouwde. Leeuwenburg vond echter dat hij zelf wel uit kon maken waar hij zijn spullen kocht en werd sindsdien vaste klant bij Huib.

Een nevenfunctie van Huib was het besturen van de  Rhoonse brandweerauto. Ik herinner me nog van toen ik een klein jochie was dat mijn oom Huib in de nacht van de watersnoodramp in 1953 rondjes door het dorp reed met die grote rode auto en met de sirene aan. Ik zat midden in de nacht op mijn knieën voor het raam van ons huis aan de Dorpsdijk trots te zijn op mijn oom in zijn mooie auto. Dat er zich een paar kilometer verderop een ramp van jewelste afspeelde besefte ik later pas.

Huib gaf in zijn eigen auto rijles. Veel tuinders behoorden tot zijn klanten, zij wilden in die tijd met gemotoriseerd vervoer naar de veiling in plaats van met paard en wagen. Op de Essendijk liet Huib zijn leerlingen dijkje op en af rijden. Of de tegenwoordig zo bekende hellingproef bij rijexamens op de Rhoonse Essendijk is uitgevonden vertelt het verhaal niet. Na een paar lessen konden de meesten een auto besturen en deden ze examen. Het examen kostte  ƒ 0,50 en werd afgenomen door Jaap van der Poest Clement. Jaap durfde niet in de lesauto mee te rijden en reed daarom achter de examenkandidaten aan. Het gebeurde ook dat Jaap voor zijn huis aan de Rijsdijk 21 bleef staan en de examenkandidaat volgde. Het rondje Rijsdijk-Dorpsdijk-Tijsjesdijk-Rijsdijk kon hij vandaar goed overzien, er stond nog geen huis dat zijn uitzicht belemmerde. Iedereen slaagde maar dat kwam misschien wel omdat Jaap het moeilijk vond om tegen een 40-jarige tuinder te zeggen dat hij gezakt was. Ook gaf Huib extra rijles, de zogenaamde Maastunnel-rijles, aan Rhoonse vrachtwagenchauffeurs omdat ze niet door die gevaarlijke Rotterdamse Maastunnel met zijn hoge in- en uitgangen durfden.

In de oorlog en wel op 29-11-1944 om 11:30 uur werden twee bommen uit een Engels vliegtuig boven Rhoon afgeworpen. Het jachtvliegtuig van de Royal Air Force was in de problemen geraakt nadat het betrokken was geweest bij een Iuchtaanval op o.a. het gebouw van de Aussenstelle Rotterdam, het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst, aan de Heemraadssingel. In een ultieme poging van de piloot om zichzelf te redden gooide hij de ballast, twee bommen, uit het vliegtuig. Ongetwijfeld was het de bedoeling de bommen in een weiland te droppen, helaas…

Eén van de twee afgeworpen bommen kwam precies in de achtertuin van het gezin Struijk terecht en liet daar een krater achter. De andere bom kwam een stukje verder in het weiland van Groeneveld terecht.

Huib Struijk werd door de klap in één van de kastanjebomen geslingerd en was er ook weer uit gevallen. Een afdruk van zijn lichaam stond in een houten plaat waar hij op terecht gekomen was. Zijn horloge was stil blijven staan op 11:30 uur, het moment van de klap. De achtergevel van het huis stond na de klap voor ¾ naar buiten, de rest zat nog vast aan de zijgevel. Corlien, de vrouw van Huib, lag besmeurd met bagger en half onder het grind achter de kastanjebomen. De bagger en het grind kwamen uit de krater die de bom had geslagen. Corlien is snel door omwonenden op een deur gelegd en op die deur naar buren gedragen. Zoon Cees die ook thuis was tijdens het voorval had slechts wat schaafwonden. Het huis van het gezin Struijk was onherstelbaar beschadigd. De hond van de familie liep op het moment dat de bom viel in de tuin daarna was hij zoek en bleef zoek…

Huib en Corlien konden direct bij de naaste buren, Maria Man in’t Veld (zus van Corlien) die getrouwd was met Do Cense, onderdak krijgen. Cees Struijk kon tijdelijk bij zijn leeftijdsgenoot Huig de Koning aan de Molendijk intrekken.

 

Neeltje Nootenboom-Struijk voor de noodwoning,
rechts de achterkant van de naoorlogse garage

Niet lang na het bombardement is Huib in de grote tuin van de resten van zijn gebombardeerde huis een noodwoning gaan bouwen. Spijkers werden uit de planken van de beschadigde vloeren en plafonds getrokken en rechtgeslagen, stenen werden afgebikt om daarna alles te kunnen hergebruiken. Om de noodwoning te isoleren werden tussen de binnen- en buitenmuur resten van vlas gestopt. Deze resten, scheven genoemd, waren afkomstig van de vlasfabriek bij “het Sluisje”. Huib en Corlien zijn blijven inwonen bij de familie Cense  tot de noodwoning in maart 1945 gereed was.

Tijdens de bouw van de noodwoning werd er bij de gemeente een vergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuw huis en garage op dezelfde plaats van het gebombardeerde huis en garage. De goedkeuring van deze aanvraag heeft meer dan een jaar op zich laten wachten. Op heldere vragen op het gemeentehuis waarom dat het zo lang moest duren kwamen vage antwoorden. Er bleken rare spelletjes gespeeld te worden. Na bestuurlijke hulp uit Rotterdam kon er in 1947 gebouwd gaan worden. In 1948 waren woonhuis en garage gereed. Een voor die tijd moderne garage. Links een etalage met winkel voor de afdeling fietsen en rechts in de garage een smeerbrug voor de auto’s. Tussen winkel en smeerbrug was er ruimte om fietsen en auto’s te repareren. Voor de garage stonden twee moderne Esso benzinepompen te blinken. De voorgevel is een fraai stukje metselwerk. Van de garage anno 2014 zijn de gemetselde voorgevel en de rechter buitenmuur nog authentiek.

Toen het woonhuis gereed was is de weduwe Neeltje Nootenboom-Struijk (een zus van Huib) in de noodwoning, een houten huisje met een van bakstenen gemetselde bijkeuken, getrokken en daar blijven wonen tot 30 maart 1962. Daarna is het huisje zelfs nog een tijdje bewoond geweest door een automonteur die in dienst was bij Palsgraaf. Rechts van de huidige garage Palsgraaf staat nog altijd een smal houten tuinhek. Dit was de ingang van het koolas paadje naar dat houten huisje.

Na de oorlog heeft de gemeente een stukje grond van Huib opgekocht om het nog altijd aanwezige voetpad van de Dorpsdijk naar de Maasstraat aan te kunnen leggen. Bij de aanleg van de Welzenesbuurt, de eerste naoorlogse woningbouw in Rhoon, werd de sloot ter hoogte van de Maasstraat gedempt. Huib liet na onderhandeling met wethouder Polak een achteruitgang maken naar de Maasstraat en plaatste enkele garageboxen op zijn terrein om die te kunnen verhuren aan autobezitters.

In het midden de garage in de jaren zestig,
links het pand van Do Cense en rechts bakkerij Moonen.

Jan Klingens, bestuurslid.

Nieuwsbrief nr 18 – augustus 2014