24.1 Van het bestuur

Dit is al weer de laatste Nieuwsbrief van 2017 en, als de voortekenen ons niet bedriegen, hebben we kunnen genieten van een mooie zomer.

Onze tentoonstelling ”Landverhuizers” trok wederom veel bezoekers. Het was de meesten veelal totaal onbekend dat er midden 19e eeuw honderden mensen naar, zoals het toen genoemd werd, de Nieuwe Wereld trokken vanwege het feit dat ze in ons land niet hun geloof op hun manier mochten belijden.

De dia-middagen en de lezing getiteld “Kasteel Valckesteyn”, “Over polders, dijken en wijken van Rhoon” en “Winkelen in Poortugaal” werden weer goed bezocht. Het is best confronterend als je, zoals bij de diaserie over de Poortugaalse winkels, ziet wat er van het totale aanbod overgebleven is. Ook mochten we weer verschillende groepen ontvangen en hebben we een aantal mensen dat Poortugaalse voorouders heeft en daar wat meer over wilde weten, een stukje van hun familiegeschiedenis kunnen vertellen.

De nieuwe tentoonstelling “Uit de Kunst“ zal in het teken staan van kunstwerken met als onderwerp specifieke gebouwen en plekjes in Rhoon en/of Poortugaal. Gedacht wordt hierbij aan schilderen, tekenen, maar ook borduren, patchwork, enz. Verder zal een aantal merklappen worden geëxposeerd.

Wij verwachten hiermee veel bezoekers een plezier te doen en hopen dat u er weer van zult genieten.

De expositie “Uit de Kunst” start op zaterdag 2 september a.s.

Wij rekenen op uw komst!

Arie Beukelman, voorzitter.


24.2 In memoriam Bram van Hilten.

Op 18 januari l.l. kregen wij het droeve bericht dat onze oud-voorzitter Bram van Hilten op 15 januari 2017 was overleden op 89-jarige leeftijd.

In 1988 had Bram het initiatief genomen tot het oprichten van een Oudheidkamer. Na overleg met burgemeester Temminck werd de bovenste verdieping van het voormalig raadhuis van Poortugaal beschikbaar gesteld en ging Bram met het nieuw gevormde bestuur van de Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal van start.

Bram van Hilten was een innemende man en had een scherp oog voor bijzondere objecten die hij voor de Oudheidkamer overal vandaan haalde.
Vaak heb ik met hem gesproken over zijn tijd in Nederlands-Indië waar hij tijdens de politionele acties gestationeerd was en gewond is geraakt toen hij met zijn manschappen op wat we nu een bermbom noemen reed. De rest van zijn leven heeft hij met de gevolgen daarvan moeten leven.

Ook sprak hij graag over het weeshuis op Bali, dat hij in zijn hart gesloten had. Tot op zeer hoge leeftijd bleef hij het bezoeken, zelfs toen iedereen vond dat het toch eigenlijk te vermoeiend was. Ook daar op Bali zal Bram erg worden gemist!

Na het overlijden van zijn geliefde vrouw Lenie in november 2016, ging Bram snel achteruit Zijn dood, hoezeer ook betreurd, kwam voor ons daardoor niet geheel onverwacht.

Wij, zijn vriendinnen en vrienden van de Oudheidkamer, denken met veel respect aan hem en hij zal in onze gedachten voor altijd aan de Oudheidkamer verbonden blijven!

Arie Beukelman, voorzitter.


24.3 Wilgenknot

Ons bestuurslid Roelof Dubel maakt zich niet alleen verdienstelijk voor het verleden, maar ook voor het heden! In de natuur wel te verstaan.

Een aantal weken geleden was ik in Klein Profijt waar Roelof en zijn ploeg druk aan het knotten waren.

Ik schoot daar dit plaatje.

Het ziet er weer strak uit in de griend.

Die mannen doen daar nuttig werk voor het behoud van de natuur in Albrandswaard en dus voor ons allemaal.

Hulde aan deze vrijwilligers!

 

Albert Bok, medewerker.


24.4 “Het Molenend”

Het noordwestelijke eind van de Dorpsdijk in Rhoon werd de eerste helft van de vorige eeuw vaak Molenend genoemd. Dat was zeer begrijpelijk omdat daar de Rhoonse korenmolen stond.

Over de bewoners van dat gedeelte, in die periode, wil ik proberen iets te vertellen.

Ik heb als ijkpunt 1940 genomen. 1940 was een mijlpaal in de tijd omdat in Nederland toen de Tweede Wereldoorlog begon, om precies te zijn, 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen; er werd 5 dagen gevochten o.a. om vliegveld Waalhaven en de stad Rotterdam, met als toppunt het bombardement op Rotterdam.

Rhoon lag daar dichtbij en ondervond ook de bijbehorende problemen. De bewoners van het Molenend kregen er ook mee te maken.

De huisnummering begint op dit eind van de Dorpsdijk met 1.

Nr. 1 en 3 waren twee kleine huisjes onder één dak. Waarschijnlijk waren dit voormalige arbeidershuisjes, behorend bij de boerderij “Molenzicht”, die we later in dit verhaal tegenkomen. Tot 1940 woonde hier nog de heer Heitman, een oude man, mogelijk een rustende boerenknecht van genoemde boerderij. In 1940 kwam het huis leeg en kwam Piet Pons met vrouw en twee kinderen er wonen; hij kwam uit nr. 37, een stukje verder aan de Dorpsdijk, daar had hij een piepklein winkeltje (gekscherend werd het wel de Bijenkorf genoemd). Hij ging failliet of kon het financieel niet bolwerken en verhuisde naar een goedkoper huisje.

In nr. 3 woonde Thomas Bouthoorn met echtgenote Nel de Jong en twee kleine kinderen (zoons). Thomas was knecht bij een boer in een ander deel van het dorp. We kwamen Thomas ook tegen in onze expositie “Landverhuizers”, hij is in 1949 naar Canada geëmigreerd.

Nr. 5, een vrijstaand huis op een tuinderij, werd bewoond door Maarten Langstraat met vrouw Jaantje Groeneveld en 4 dochters (2 reeds gehuwd) en 1 zoon.

Tegenover nrs. 1 t/m 5 stonden twee huizen; het adres was Rhoonsedijk 66 en 70, Poortugaal. Dit gedeelte van de dijk heeft dus aan iedere kant een andere naam.

In nr. 66 woonde vanaf 1937 toen het gebouwd is, Cor de Ruiter met Jacoba Koster en toen nog maar één dochtertje. De Ruiter was groenteboer en had zijn klantenkring op Tuindorp Heijplaat. Thuis had hij alleen een schuur voor stalling van paard en wagen en opslag van zijn waren. Onder het huis was een grote kelder van 8 x 6 meter, waarschijnlijk voor opslag van aardappelen etc.

Op 10 mei 1940 en de eerste 5 oorlogsdagen kwamen mensen uit de omgeving ’s nachts in deze kelder slapen om beschut te zijn tegen het oorlogsgeweld, wel ca. 40 personen. Per persoon hadden die dan 1,2 m² ligplaats. Er waren natuurlijk ook kinderen bij, de kleintjes sliepen in veilingkisten. Wij Nederlanders wisten helemaal niet wat oorlog was, 125 jaar lang hadden wij geen oorlog binnen onze grenzen. De mensen kropen allemaal in kelders of maakten schuilkelders in de tuin in de grond.

Nr. 70 was ook een tuinderij evenals de overbuur, en werd bewoond door de fam. Van Everdingen: vader, moeder, twee volwassen zoons die met vader het tuindersbedrijf runden, en twee dochters.

Terug naar de Dorpsdijk. Ter plaatse van de nrs. 9 t/m 21 had voorheen een boerderij gestaan, heel treffend “Molenzicht” geheten, die was ca. 1930 afgebroken en in de plaats daarvan waren er woningen gebouwd door Jan Louter sr., de dorpsmetselaar.

Huisnummer 7 was er toen nog niet, daar is pas na 2000 een huis onder dit nummer gebouwd, wel stond er in 1940 een grote houten schuur, één van de bijgebouwen van de gesloopte boerderij, op de grond van en in gebruik bij tuinder Langstraat. Langstraat en zijn broer Jan hadden samen de tuinderij, ook hadden ze nog een tuin op “De Heij”, maar moesten daar weg ten behoeve van uitbreiding van havens en industrie. Jan woonde nog op “De Heij”, maar kwam ca.1950 ook hier wonen, n.l. in het eerste huis aan de Oud Rhoonsedijk, recht tegenover de tuinderij. Het leven van Maarten Langstraat verliep dramatisch, hij leed aan de ziekte Multiple Sclerose en overleed ten gevolge daarvan in 1953.

Nr. 9, één van de toen vrij nieuwe huizen, werd bewoond door Wim Louter en Jannie van Kampen met twee kleine zoons, peuter en baby. Wim was een zoon van de bouwer van deze huizen.

Nr. 11, onder hetzelfde dak, werd bewoond door Arie Baars met vrouw en flink gezin, meest volwassen kinderen, ook al getrouwde kinderen.

Nr. 13, volgende blok van twee, bewoners Teun Moret sr. en Jannetje van Opstal, bejaard echtpaar, nog één volwassen zoon thuis.

Nr. 15 bewoond door Dirk Moret (zoon van de buurman) en Elisabeth Schoonrok uit Pernis, jong gezin, misschien twee dochtertjes. Dirk was metaalbewerker, werkte bij de R.D.M. (Rotterdamse Droogdok Maatschappij) op Heijplaat. Verhuisde in 1964 naar Dorpsdijk 64 en ging daar de taria “Ervo” runnen.

Nr. 17 woonhuis en losse schuur van Piet van Opstal, vrouw Klazina den Hartigh en zoon Dirk. Vader en zoon Van Opstal runden een klein boerenbedrijf. Hun bedrijfsgebouw, veestal en hooiopslag, was een bijgebouw van de gesloopte boerderij “Molenzicht”. Ook hun woonhuis was er een restant van. Het woonhuis van de boerderij was voor een groot deel gesloopt en de rest was omgevormd tot een bescheidener woning voor de familie Van Opstal.

Nr. 21 woonhuis van Willem Verhoef en Lena Kool. Zij hadden een kinderloos huwelijk, maar kregen een pleegdochter, het jongste kind van de broer van Lena, omdat haar moeder vóór haar eerste verjaardag was overleden. Verhoef was melkboer. Achter op zijn erf had hij een schuur voor bergruimte en stalling van paard en melkwagen. Ook had hij daar een karn; hij maakte zelf boter. De schuur was het voormalige koetshuis/wagenschuur van de al eerder genoemde boerderij.

Naast Verhoef waren in mei 1940 zes nieuwe huizen in aanbouw.

Het eerste huis naast Verhoef was gevorderd tot de begane grondvloer.  Er was een kelder in, maar nog zonder bovendek. Verhoef maakte er een provisorisch dek op van aanwezig bouwmateriaal, balken enz. zodat ook hij een schuilkelder had in de eerste oorlogsdagen.

Toen de eerste vijf oorlogsdagen voorbij waren, wenden de mensen geleidelijk aan de omstandigheden. Aanvankelijk kwamen we, als er  ’s nachts op vliegtuigen geschoten werd, nog uit bed en gingen naar beneden om te schuilen, maar allengs werden het geschiet en de herrie gewoon en trokken ze zich er niet zo veel meer van aan en ging het leven gewoon verder. In onze omgeving is er in de oorlog niet zo erg veel gebeurd, af en toe vielen er een paar verdwaalde vliegtuigbommen of een aangeschoten vliegtuig uit de lucht, maar alles went op den duur en het duurde vijf jaren.

Toen de huizen naast Verhoef in de loop van 1940 klaar kwamen, het waren drie blokjes van twee, kregen ze de huisnummers 25 tot 35.

In nr. 25 kwam het jonge echtpaar Heijme Beukelman en Bep Lagerwerf te wonen.

Nr. 27 Adrianus Sodderland en Cornelia Groenenboom met drie kinderen onder de 10 jaar. Zij verhuisden van de Oud Rhoonsedijk 47 te Poortugaal, ook hier dichtbij, naar hun nieuwe huis. Sodderland had als hobby het bouwen van modelschepen, die ook echt konden varen; dat werd gedaan aan de Oud Rhoonsedijk in de sloot langs de weg. Mijn vader zei: “De buurman houdt van water en schepen; dat komt omdat hij Zonderland heet”, maar hij heette Sodderland. Hij werkte ook bij de R.D.M.

Nr.29 Adrie Punt met zijn vrouw Mina Marcus en twee zoontjes.

Nr. 31 Teun Moret jr. (zoon van nr. 13) en Geertje Breure met een dochter van ca.8 jaar.

Nr. 33 Daan Boender met zijn vrouw. Bejaarde mensen met oudere ongehuwde dochter Aaltje.

Nr. 35 Bram Hof en Margje Marcus (zus van mevrouw Punt van nr. 29). Zij hadden twee dochters en twee zoons. Korte tijd nadat zij hier kwamen wonen, misschien één of twee jaar later, is Bram verongelukt bij een bedrijfsongeval. Hij is bij graafwerk door een grondinstorting bedolven en gestikt.

Nr. 37 stond 10 mei 1940 leeg omdat Piet Pons kort hiervoor naar nr. 1 was verhuisd. De Duitse bezetters namen het in beslag en vestigden er een telefooncentrale voor het leger in.

De ouders van mijn mede-bestuurslid Jan Klingens zouden in dit huis gaan wonen. Ze waren op 9 mei 1940 aangetekend en zouden er na de huwelijksvoltrekking in gaan, maar 10 mei brak de oorlog uit en de Duitse militairen waren de familie Klingens voor, ze bleven er tot juni 1944, toen alle hier aanwezige Duitse troepen naar Frankrijk vertrokken om tegen de geallieerde invasielegers te vechten.

Het nieuwe woonblok naast nr. 37, de nrs. 33 en 35, waren 10 mei net gereed maar nog niet bewoond. De bouwers, de familie Louter, gingen er als de bliksem vitrage en gordijnen in hangen om ze er bewoond uit te laten zien en zo te trachten inbeslagname door de Duitsers te voorkomen. Dat is gelukt, maar misschien hadden die maar één huis nodig.

Aan de andere zijde van de Dorpsdijk, tegenover de nrs. 25 en 27, stond de Rhoonse korenmolen. Het was voor een dorp een hoge molen met op de halve hoogte een stelling of balie, waar het molenwerk bediend werd. Zo’n molen werd ook wel een bovenkruier genoemd of stellingmolen,  het kruien was de molenkap draaien met behulp van een kruirad om de wieken “op de wind te zetten”, dat gebeurde op de stelling. Het molenbedrijf was eigendom van Arie Kleinjan sr. en Arie jr., zij woonden Dorpsdijk 101, dicht bij de Groene Kruisweg.
Op het terrein van de molen stond ook nog een woonhuis, dat werd door Teun Kleinjan Azn. met zijn gezin bewoond. Hij had geen aandeel in het molenaarsbedrijf, hij had een transportbedrijf, vrachtvervoer. De  huisnummers van de molen en het woonhuis waren 2 en 4.

Op een moment (was het in 1943?) brandde de kap van de molen uit doordat de molen bij een storm op hol was geslagen. Door de plotseling sterk toenemende wind gingen de wieken steeds sneller draaien en de molenaar kon hem niet meer afremmen, het draaiwerk liep warm, zeg maar roodgloeiend, en er brak brand uit.

13 juli 1944 werd de molen na restauratie weer in gebruik gesteld, en passant had men ook de wieken gestroomlijnd zodat ze nog meer wind vingen, alle winst was welkom, energie was zeer schaars in het laatste deel van de oorlog.

Terug naar de huisnummers. Na nr. 37 van de telefooncentrale kwamen twee blokjes van twee woningen. Het eerste nr. 39 werd bewoond door twee broers en een zus: Willem, Jaap en Siera Priester, allen ongehuwd, middelbare leeftijd.

Nr. 41 bewoond door Janus Jongerius en Lena Tussenbroek met toen drie zoontjes (waarvan de jongste twee een tweeling was met enorm kromme beentjes, die later toch nog behoorlijk recht geworden zijn).

Nr. 43 Jan Langerak en Jaantje Donkers, oudere mensen, alle kinderen gehuwd, misschien nog één zoon thuis.

Nr. 45 Johannes Goedendorp en Johanna Verzijl met een dochter ca. 10 jaar oud. Goedendorp was constructieschilder, d.i. het verven van b.v. havenkranen.

Nr. 47 wagenschuur/koetshuis/veestal, behorend bij nr. 49, dit huis werd in 1940 bewoond door Jacob Hendrik Huijgen (26-05-1870 – 31-051944) en Hilligje Kruijthoff (01-08-1870 – 22-03-1940) en een ongehuwde zoon Jan.

Huijgen was een rentenierende bakker. Zijn bakkerij aan de Dorpsdijk 60 werd voortgezet door zijn zoons Joh en Piet.

Het huis nr. 47 is een groot pand, een herenhuis, met een groot bijgebouw (zie boven), een halve boerderij, gebouwd voor Jan Kleinjan en Marie van Leeuwen. De eerste steen werd gelegd door hun dochter Maaike, oud 8 jaar, op 18 mei 1878. Jan Kleinjan was boer geweest aan de Reedijk, hij had waarschijnlijk zo goed geboerd, dat hij zich zo’n riant  renteniershuis kon veroorloven. Hij was geen naaste familie van de Kleinjannen, die eigenaar waren van de grond waarop dit huis gebouwd werd.

Tenslotte nr. 53. Dit huis is waarschijnlijk gebouwd in 1917 voor Leendert Kleinjan (22/10/1869 – 07/05/1956), die tot dan toe boer was in hoeve “Molenzicht”. Hij trouwde op 24-04-1895 met Adriana Cornelia van Beek (geb.20-06-1873) uit Geervliet. In 1940, en ook later nog, woonden zij in nr. 53. Zij hadden twee zoons: Piet Hein Kleinjan werd veearts in Friesland en de tweede zoon Floris werd architect. Zij hadden ook een dochter die in de verpleging werkte en ongehuwd is gebleven.

Kleinjan had dus geen opvolger om het boerenbedrijf voort te zetten en misschien ging hij daarom al op 48-jarig leeftijd rentenieren en waarschijnlijk had hij ook “zijn schaapjes op het droge”.

Kleinjan was eigenaar van de boerderij “Molenzicht” en de bijbehorende strook grond aan de n.w. zijde van de Dorpsdijk, waarop alle panden stonden die hier zijn beschreven, en die geleidelijk verkocht werd voor de bouw daarvan. Bij de boerderij hoorde ook 51 ha. bouw- en weiland en ook een aantal dijk- en wegbermen, zoals de Rhoonsedijk, Slotsedijk en Slotvalckensteinsedijk, mogelijk ook een deel van de Dorpsdijk.

Die dijkbermen brachten ook geld op, de koeien van boer Van Opstal graasden er op en er stonden iepen- en wilgenbomen, die werden verkocht als ze kaprijp waren. De iepen voor wagenbouw, de wilgen werden gebruikt om klompen van te maken.

Ook kreeg Kleinjan vergoeding voor het leggen van kabels en leidingen in zijn grond. Zelfs toen in de hongerwinter een groot deel van zijn bomen door het publiek werd gekapt voor brandhout, moest men ƒ 25,– of meer voor een boom betalen. Dat was toen nog een flink bedrag, daar moest een arbeider 1 à 2 weken voor werken.

In de woning van de familie Van Opstal, die een deel is van het woonhuis van boerderij “Molenzicht”, is een zgn. eerste steen gemetseld, waarop wordt vermeld:

Gelegd door Jan Florisse Kleinjan

oud 19 jaren

anno 1 meij 1819

Nu stond hier 200 jaar eerder al een boerderij. Waarschijnlijk is deze steen geplaatst bij de bouw van een nieuw woonhuis of werd het bestaande huis vernieuwd, vergroot of verfraaid.

 

De naam “Molenzicht” is nog later gekomen, de molen werd immers pas in 1849 gebouwd. Ook in de molen was een eerste steen aangebracht met de tekst:

Den 4 april 1849

is

de eerste steen gelegd

door

Pietertje Dekker Cs dochter

oud 14 jaren

 

 

In 1949 werd het 100-jarig bestaan van de molen nog feestelijk gevierd. Vanaf 1970 werd de molen onttakeld en in 1976 het laatst overgebleven deel, de romp, gesloopt.

Op de plaats waar de molen gestaan had, werden loodsen gebouwd die, evenals de loodsen die op het weiland ernaast al eerder gezet waren, in gebruik  werden genomen door de Internationale Jute Maatschappij (jutehandel), maar die eigendom waren van de Gebr. Zee, die in een klein deel een kabelfabriek hadden.

In de jaren negentig werd dit allemaal weer gesloopt en vervangen door een woonwijk. Eén straat kreeg de naam “Molen ’t Hert”. De steen met inscriptie van de molen staat nu in de tuin van wethouder Maret Rombout, wonend Molen ’t Hert 11.

 

Roelof Dubel, bestuurslid.


24.5 Rondje door Poortugaal en Rhoon.

Zonder een van te voren uitgestippelde route ga ik op pad. Dit doe ik omdat ik het leuk vind, voor de ontspanning en om ideeën op te doen voor een verhaal voor de Nieuwsbrief.
Ik ben al op de Albrandswaardsedijk en in gezelschap van een voorzichtig zonnetje. Het is de tijd van een tussenjas, de tijd tussen sneeuwklok en prunus, tussen nestje bouwen en eieren leggen. Ik ben ter hoogte van het gemaal dat ik al eens beschreven heb. Een stukje verder kom ik langs de hoge dokterswoningen, ook al beschreven, de directeurswoning, ook al beschreven.

Enkele tientallen meters verder denk ik, zoals altijd als ik hier ben: “wat een unieke omgeving”. In Albrandswaard is deze dijk de dijk der dijken: hoog, smal en schuin. Je moet er niet vanaf kletteren, je valt echt helemaal naar beneden zo schuin is hij. De huizen onder aan de dijk liggen er lekker dromerig bij. Ter hoogte van de ijsbaan kijk ik naar rechts. Onderaan de dijk staat een gerenoveerde boerderij. Vanaf het begin van de vorige eeuw was deze boerderij in het bezit van de familie Van Noordt, of het nog zo is weet ik niet. Tot half vorige eeuw stonden er denk ik wel tien boerderijen aan de Albrandswaardsedijk. Aan de andere kant van de dijk zie ik het gras van de ijsbaan, anders gezegd de ijsput. ‘Aaispit’ zeggen echte ouverwesse Poortugalers. Ik denk aan een verhaal dat ik pas hoorde van een Poortugaler.

“… As d’n aaispit open was versierde haai bekand  elke maaid, an d’n Waarseweg hattie een stukkie land enne z’n zus woonde in Hilluvursum vlak naast een apteek en toen ie…” en zo ging dat nog een poosje door. Bijna aan het eind van de dijk bij nr. 8 gluur ik zoals altijd even naar binnen. Mijn oudtante, Jaantje den Boer-Struijk, woonde hier. Ze was getrouwd met de beurtschipper Willem den Boer. Willem en één van zijn drie broers voeren op het schip ‘de Vier gebroeders’. Dat schip lag vaak in de haven van Poortugaal. Ik speelde als kind achter dit huis op nr. 8 bij een, voor mijn gevoel, best brede sloot. Maar als mijn tante het dan over haar man en het schip ‘de Vier gebroeders’ had snapte ik niet dat het schip in die sloot paste. Ik bekeek de wereld met kinderogen en had er werkelijk geen idee van dat achter de sluis die ik zag, aan het eind van de sloot, een echte haven was. Als ik in de woonkamer op een stoel bij het raam zat, met iets te drinken en een theebiscuitje, keek ik mijn ogen uit. Ik zag een totaal andere wereld.

Als ik door het raam recht vooruit naar buiten keek zag ik schoenen van voorbijgangers, de banden van fietsen en de onderkant van een voorbijlopende hond.

Door de dijkverhogingen in de loop der jaren kwam het straatniveau ongeveer op gelijke hoogte met de ramen.

Bij de kooimast sla ik rechtsaf de Dorpsstraat in.

Deze kooimast is de laatste op het eiland IJsselmonde. Hij zal zo’n 100 jaar oud zijn inmiddels en is in al die jaren zo goed als ongewijzigd gebleven. De mast werd gebruikt als verdeelpaal voor de elektriciteitsleidingen en als lantaarnpaal.

Aan de kooi bevinden zich nog steeds de isolatoren, hieraan werden de elektriciteitskabels bevestigd. En er hangt nog steeds een ouderwetse (ouverse) lamp in. Heden ten dage staat de kooimast daar ‘Rijksmonument’ te zijn.

De Dorpsstraat is een fantastische straat, met veel karakteristieke oude panden. Over elk pand zou je een verhaal kunnen schrijven. Allemaal lyrische verhalen, op één na. En dat is de achterkant van het pand van de huidige Aldi, ik vind het geen gezicht. Geef mij het oude hoge pand dat ooit van V.d. Poest Clement was, een woning annex kantoorpand. Arie Beukelman heeft hierover uitgebreid geschreven in Nieuwsbrief nr. 23. Het allermooiste gedeelte van de Dorpsstraat vind ik het straatje links van de oude Rabobank, bij nr.  48. Als daar een laag zonnetje in schijnt waan je je overal maar niet in de drukke Randstad. Een stukje verder de Boekenstal, ruim 25 jaar de bibliotheek maar sinds 2014 in gebruik als wijkcentrum. Hoe hebben ‘ze’ of ‘we’ de sluiting van de bibliotheek kunnen laten gebeuren. Ik verfrommel mijn opkomende boosheid en schiet rechts de Achterweg in om vervolgens links de Kerkstraat in te gaan.

De oude boerderij van Verhoeff aan de Kerkstraat 25 staat er bedenkelijk bij. De familie Verhoeff bewoonde de boerderij van 1905 tot 2000. De boerderij staat op één van de vele woonheuvels die Poortugaal rijk is en is gebouwd rond 1630. Gelukkig gaat hij eindelijk gerestaureerd worden. Hij is aangekocht door Stichting de Thuishoeve en is bestemd voor een woongroep. Net als de (gerestaureerde) boerderij is de Kerkstraat  met zijn diversiteit aan huizen en tuinen het aanzien waard. Voor mij straalt de straat rust uit.

Ik steek de Groene Kruisweg over en passeer de kerk. De kerk is het oudste gebouw van Poortugaal. Opvallend is dat de kerk buiten het centrum van Poortugaal staat. De oorzaak hiervan is dat op de plaats waar de kerk staat rond 1200 al de houten Hofkerk van de Heer van Putten stond. In 1210 werd het houten kerkje vervangen door een stenen kerk. In 1550 volgde na enkele eerdere verbouwingen een grote verbouwing. Ik ga onder het metroviaduct door en daarna naar rechts en kom via de Hoogvlietsekerkweg en de Jan van Almondestraat op de Zwaardijk of is het de Statio waar ik me bevind, ik weet de benamingen even niet maar ik ga links het voet- en fietspad met de naam Slotvalkensteinsedijk in. Na pakweg 200m waan ik me op de gevaarlijkste plek van IJsselmonde. “Niet betreden” “Levensgevaarlijk”, “Verboden te betreden, artikel 461 wetboek van strafrecht”, al deze borden hangen aan een groot hek met daarachter de restanten van wat ooit boerderij Oostdorp was. Hij werd gesticht tussen 1389 en 1395.

De boerderij staat op één van de oudst bewoonde plaatsen van Poortugaal. In de jaren negentig van de vorige eeuw is de boerderij aan de gemeente Albrandswaard verkocht.

Honderd meter voorbij de ruïne steek ik de Oostdorpseweg over en hier is ook het overige verkeer weer toegestaan op de Slotvalkensteinsedijk.  Net als de Albrandswaardsedijk heeft deze dijk ook zijn opvallend hoge schuine kanten. Bijna aan het eind van de dijk, daar waar de Slotvalkensteinsedijk ineens Slotsedijk heet,  zie ik links de beboste omgeving waar ooit het slot Valckesteyn stond. Dit slot was ook te danken aan de Heer van Putten, het werd gebouwd rond 1310. Enkele meters verder staat boerderij ‘Stee Valkestein’. De oorspronkelijk boerderij stamt ongeveer uit 1670.

Op de hoek van de Slotsedijk en Rhoonsedijk staat een iets oudere boerderij genaamd ‘Het Zwaantje’. Evenals de ‘Stee Valkestein’ is ‘Het Zwaantje’ tegenwoordig een woonboerderij. Ik steek schuin over naar het voet- en fietspad met de naam Groenedijk. Ah jammer, ik ben vergeten om te kijken of er nog steeds schapen grazen in de kassen van de oude tuinderij van Gebr. Koster op de Slotvalkensteinsedijk nr. 60. Wie verzint het om schapen in een kas te houden? Ik ga verder over de Groenedijk waar de rust wordt verstoord door twee mannetjeseenden die achter een vrouwtjeseend aan zitten. Het vrouwtje wordt door de twee woerden kopje onder geduwd in de sloot. Ze ontkomt en fladdert weg maar ze wordt weer onder water geduwd. Het ene mannetje gaat nog harder te keer dan de andere, het tafereel duurt minuten, dat het wijfje niet stikt of verdrinkt is me een raadsel. Ach…, misschien kom ik het wijfje hier nog eens tegen met tien hele lieve kleine eendjes achter zich aan. Aan het eind van de Groenedijk sla ik rechtsaf. Direct links op de Kleidijk staat het woonhuis waar tuinder Van der Pol tot voor kort nog woonde. De schuur van de tuinderij ziet er volgens mij nog net zo uit als 100 jaar geleden. Aan het eind van de Kleidijk ga ik rechtsaf parallel aan de metrobaan de Stationsstraat in en voorbij de tuincentra van de Plantenhal, Intratuin en Rosmalen wil ik links het metroviaduct onderdoor. Om niet onder een auto terecht te komen kijk ik naar rechts, ik zie geen auto maar wel iets anders. In de vorige Nieuwsbrief schreef ik: Ik loop verder de Molendijk af…  De tuinderijen van Wim de Lange, Arend Molenaar en Cor Hordijk zijn verdwenen.

Een stille getuige daarvan is een stuk braakliggende grond dat doorloopt tot aan de Stationsstraat en daar eindigt in een berg aarde. Het ligt te wachten op wat komen gaat. Wie weet wat dat moet worden mag het zeggen.

De berg is een aarden wal geworden, een stuk grond is geëgaliseerd en er staan graafmachines. Nu maar weer wachten wat komen gaat.

Nee er komt geen auto aan ik kan naar links en weer naar links de Achterdijk in, eveneens evenwijdig aan de metrobaan maar dan richting het Driehoekje, daar waar ooit grondboorbedrijf Mos gevestigd was. Op het kruispunt van Achterdijk en Kleidijk en het fietspad ga ik niet richting het Driehoekje maar kies ik het fietspad langs de Groene Kruisweg. Vlak voordat het fietspad echt begint staan er nog twee woningen onder één kap. In de jaren ’60 was daarachter het korfbalveld van RWR. Een knollenveld waar het elke zaterdagmiddag druk was. Aan het begin van de ‘wei’ stond een klein houten gebouwtje met links een kleine kleedkamer voor de heren en rechts een even kleine kleedkamer voor de dames. Daar tussen een klein halletje van hooguit een meter breed waar je wat te drinken kon kopen bij de heer Molenaar. Mijnheer Molenaar ‘was’  RWR, hij legde de lijnen voor het veld uit, plaatste de korven, verkocht de versnaperingen, paste op horloges en portemonnees en was supporter van elk 12-tal. Hij regelde en regelde en regelde. Dit alles deed hij met zijn onafscheidelijke alpinopet op het hoofd.

Ik vervolg mijn weg  en sla voor het viaduct bij de A-15 rechtsaf richting Rijsdijk. In het eerste huis rechts woonden mijn opa en oma, opa stierf in 1958 en oma in 1965. Ik zie me daar nog binnen rond lopen. Vanaf de dijk stapte je de bijkeuken in met rechts een kastje met een gordijntje er voor en recht voor je een deur waarachter zich ‘het gemak’ bevond, een brede houten kist met een ronde uitsparing en een los houten deksel. Vanuit de bijkeuken moest je twee treetjes omhoog de keuken in. Links was een klein kamertje en rechtdoor was de voorkamer waar je alleen op zondag kwam. Het was een kamer met rechts een bedstee en een trap naar boven. In de keuken was een pomp, een aanrecht en een kookstel. Het kamertje links van de keuken schat ik op 3 x 3 m. Het was bruin van het altijd smeulende pijpje en van de sigarenrook. Op verjaardagen pasten er gemakkelijk meer dan 10 mensen rond de kleine tafel. Op tafel stonden de koffiekopjes en niet te vergeten de vaasjes met sigaretten, een doos sigaren en de asbakken. Ik ken te weinig grootse verhalen van en over mijn grootouders om er over te kunnen schrijven.

Mijn opa overleed toen ik 8 jaar was,  toen had ik nog geen interesse in vroeger, vroeger bestond niet  eens. Nu ik weet dat vroeger wel bestaat had ik ze graag gesproken over een krantenartikel dat ik onlangs van Kor van Pelt kreeg, het artikel stond in 1933 in het regionale krantje de ‘Hoeksewaard’.

-De tuinder H.M. Klingens, wonende aan den Rijsdijk alhier kwam Zaterdagmiddag  tot de minder aangename ontdekking dat men de vrijheid had genomen een van zijn varkens de hersens in te slaan met een sleg, daarvan 2 hammen en een schouder mede te nemen, terwijl men de rest had laten liggen voor den eigenaar. De gemeente-veldwachter stelt een onderzoek in naar dit snoode misdrijf .

Tegenover mijn opa en oma was tot 1949 de bakkerij van de heer Ziekenheiner gevestigd. Benedendijks werd er gebakken, op dijkhoogte gewoond en nog hoger geslapen. De bakker en zijn vrouw emigreerden in 1949 naar Zuid-Afrika. In de laatste tentoonstelling in de Oudheidkamer met als thema ‘Landverhuizers’ was er een hele vitrine aan dit geëmigreerde gezin gewijd. Daar was ook te lezen dat ze emigreerden naar Port Elizabeth in Zuid-Afrika om daar een beter bestaan op te bouwen. De kinderen bleven nog even achter in Nederland en zouden volgen als alles in Zuid Afrika in gereedheid gebracht was. Doordat in 1950 de Koreaoorlog uitbrak werden de schepen waar de kinderen mee zouden vertrekken door de Nederlandse staat gevorderd. Vanwege het gemis van haar kinderen en de gedachte dat ze haar kinderen nooit meer zou zien was mevrouw Ziekenheiner zo verzwakt geraakt dat ze terug naar Nederland moest. In 1951 kwamen ze berooid terug.

Ik ben alweer een stukje verder op de Rijsdijk. De kassen van de eerste Rhoonse glasteler, De Klerk, staan nog steeds in de Jaaginpolder maar nu als ruïne. Aangekomen bij boerderij ‘Teunishof’ schieten me de karakteristieke gezichten van de vrijgezelle Teunis Groeneveld en zijn vrijgezelle zus me voor de geest. Teunis was de laatste boer op deze boerderij. Ik steek de Rhoonsebaan over en ga links benedendijks van de Rijsdijk verder. Ik wil altijd de twee bruggetjes in de voortuin van de boerderij ‘Edenhoeve’, voor intimi de boerderij van den Hollander, beter bekijken. Van kinds af aan heb ik wat met die bruggetjes. Wat ik ermee heb weet ik niet, volgens mij zijn ze zo lelijk dat ze mooi zijn, en dat zal het zijn!

Een paar jaar geleden zijn ze of gerestaureerd of er zijn twee identieke nieuwe bruggetjes voor in de plaats gekomen. Waarvoor mijn dank. Ik sla linksaf de Oudeweg in.

Boerderij “Edenhoeve” en zijn karakteristieke bruggetjes.

Op deze weg ben ik altijd op zoek naar ijsvogeltjes, ik hoor nogal eens dat ze hier gespot zijn maar ik heb ze hier nog nooit gezien. Uit de tijd dat ik nog veel aan het hardlopen was weet ik  dat het weggetje één kilometer lang is en ook vandaag heb ik die hele kilometer weer geen ijsvogeltje gezien. Voorbij de Johanna Hoeve, een boerderij uit 1790, ga ik rechtsaf de Essendijk op. Een dijk die sinds 1580 bestaat als waterkering tegen het water van de Oude Maas en om de polder het Buijtenland te beschermen tegen datzelfde water. In 1580 was er nog geen sprake van de Portlandpolder en Zegenpolder dus het zeewater klotste tegen de Essendijk. Bij de Schenkeldijk, op het driepolderpunt, kijk ik even in het rond. Links van de Schenkeldijk stond de boerderij van Schaberg, die in 1966 door een inbreker in brand werd gestoken, de bungalow die er nu staat is er voor in de plaats gekomen.

Rechts van de Schenkeldijk lag tot een paar jaar geleden nog altijd het dak van een huis dat onder aan de dijk stond.

Het huis werd verwoest tijdens de watersnood in 1953. Weer een stukje verder staan geen boerderijen uit de 15e eeuw maar luxe woningen uit de 21e eeuw. Twee landhuizen op de plaats waar boerderij ‘Doelwijk’ stond en één villa daar tegenover die op de plaats van een tuinderswoning staat. Eerlijk gezegd vind ik ze alle drie wel wat hebben. In groot contrast met deze drie huizen is het volgende huis, één van de laatste (bijna) originele dijkwoningen. Het is recent verkocht dus hoelang zal het er nog zo uitzien?

Tegenover de voetbalvelden staat boerderij de ‘Vlakkenburg’ een boerderij uit 1933. Eén van de nieuwere boerderijen van Rhoon, de Provincie Zuid Holland is de huidige eigenaar. Er lagen altijd twee bruggen voor deze boerderij. Eén die nooit gebruikt werd omdat de boer geen belasting voor de brug aan het polderbestuur wilde betalen – althans dat heb ik me 10-tallen jaren geleden laten vertellen- en één die juist altijd gebruikt werd omdat de boer hem zelf had aangelegd, of had laten aanleggen. Ter hoogte van de nieuwe wijk Essendael kijk ik nog even naar links, een mooie groene dijk om schapen op te laten grazen. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw stonden hier nog enkele woonwagens, je zou het bijna vergeten. De altijd wapperende was en de sloopauto’s hadden zo hun eigen charme. Aan het eind van de dijk ga ik de Tijsjesdijk op, ik kijk op de kilometerteller op het stuur van mijn fiets. Hij wijst aan dat ik ruim 15 kilometer gefietst heb. U dacht zeker die Jan houdt wel van een stevige wandeling…, nou niet zo stevig. Ik vond het wel slim van mezelf om zo een groter rondje te kunnen maken. Maar zoals Nicolaas Beets zei: “Een slimme streek werkt slechts ééne maal; Wat springstok is geweest, wordt hinderpaal.”

Ik wil Arie nog even bedanken voor zijn boerderijen boeken. Daar heb ik veel informatie uit kunnen halen. Maar wat ga ik nu de volgende keer schrijven? Als de lezer een idee heeft, mail of bel me via de Oudheidkamer.

 

Jan Klingens, vice-voorzitter.

 

Nieuwsbrief nr 24 – februari 2017