Nieuwsbrief nr. 8 – augustus 2009

 

8.1 Van het bestuur.

De vakantie zit er voor de meesten onder ons inmiddels op en ook in deOudheidkamer gaan we weer aan de slag na de zomersluiting in juli en augustus.

Wij starten met de tentoonstelling “100 jaar Maasoord/Delta Ziekenhuis”.

In augustus was het 100 jaar geleden dat de inrichting in gebruik werd genomen. Door het Delta Psychiatrisch Centrum is hier ook met verschillende evenementen aandacht aan besteed.

De opening van de tentoonstelling is op 5 september om 14.00 uur en zal verricht worden door de heer P.J.L. van Heugten, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Delta Psychiatrisch Centrum. Wij zijn ervan overtuigd dat we voor de belangstellenden weer een interessante tentoonstelling kunnen laten zien.

Per 1 mei 2009 heeft Izak Konings het penningmeesterschap van de Stichting overgedragen aan Wim Kranenburg. Wim was al als medewerker aan de Oudheidkamer verbonden en vanaf 1 mei is hij dus verantwoordelijk voor de financiën. Welkom Wim.

Izak Konings blijft bestuurslid van de Stichting. We zij er blij mee, want zijn kennis van het (nabije) verleden van Poortugaal en zijn inwoners kunnen we niet missen. Voor de laatste tentoonstelling “Uit en thuis”, waar o.a. aandacht werd geschonken 80 jaar Ouderenreis (Bejaardenreis), heeft hij uit ons archief allerlei leuke en interessante foto’s en papieren op weten te diepen. Er  kwamen 499 bezoekers.

Dat we konden putten uit een archief, is te danken aan mensen die de administratie bewaard hebben en deze vervolgens aan ons hebben gegeven i.p.v. naar de papiervernietiger te brengen. Dus, gooi geen administratie of foto’s weg, maar breng ze naar de Oudheidkamer. Heel goed mogelijk dat we het materiaal op een dag kunnen gebruiken.

Annie van der Veen-Groenenboom, secretaris.


 

 

8.2 100 jaar Maasoord / Deltaziekenhuis

 

Op 2 januari 1901 kocht de gemeente Rotterdam voor 75.000 gulden ruim 56 hectare in de Geneverpolder onder Poortugaal, en op 31 januari van diezelfde maand werd nog eens een aangrenzend terrein van ruim 24 hectare gekocht voor 45.000 gulden. Op deze terreinen moest een krankzinnigengesticht worden gebouwd ter vervanging van het toen als Dolhuis bekend staande gebouw aan de Hoogstraat te Rotterdam. Op 18 november 1902 besloot de gemeenteraad van Rotterdam tot de bouw van het krankzinnigengesticht onder Poortugaal.

De boeren die voorheen deze gronden bebouwden, moesten vertrekken. Nergens heb ik kunnen ontdekken dat dit in het naburige dorp Poortugaal tot grote weerstand heeft geleid. De overheid kon in die tijd duidelijk rekenen op een grote mate van gezag. Voordat met de bouw gestart kon worden, moest het terrein eerst opgehoogd worden met een dijk (de latere hoofdlaan), waarmee het  terrein verbonden werd met de Albrandswaardsedijk.

In 1907 waren 6 paviljoens voor mannelijke patiënten en 7 paviljoens voor vrouwelijke patiënten beschikbaar. Alle paviljoens hadden een naam zoals b.v. Dorpzicht, Willigenstein, Iepenhof , Oosteinde, Rustoord, Middenstein etc. Het hoofdgebouw (met kapel) en de keuken kwamen in 1909 gereed.

Op 24 juli 1909 werd het gesticht door burgemeester Zimmerman van Rotterdam feestelijk geopend en kreeg het de naam “Maasoord”. Op 10 augustus 1909 arriveerden de eerste patiënten, t.w. 8 mannen en 17 vrouwen.

Maasoord is vanaf die tijd onlosmakelijk verbonden met het dorp Poortugaal. Vele inwoners vonden er werk, in de landbouw, bij de  technische dienst etc.

Verplegend personeel werd in het hele land geworven. Wekelijks stonden er b.v .in de Leeuwarder Courant advertenties die uitnodigden om te solliciteren.

Vlak bij de inrichting werden twee straten aangelegd, de Dr. Willem Vosstraat en de Wilhelminastraat waar diegenen die niet intern waren, gehuisvest werden.

Maasoord voorzag in grote mate zelf in de voeding van patiënten en personeel. Er was een afdeling landbouw, een tuinbouwafdeling, een boomgaard, een varkensmesterij enz. Daar werden patiënten onder leiding van een verpleger ook te werk gesteld. Het doel was tweeledig: het was naast het werk wat gedaan moest worden, tevens therapie. Ook werden in die tijd patiënten tegen vergoeding ondergebracht bij burgers in Poortugaal, waardoor er bij de bevolking van Poortugaal een grote mate van acceptatie van werknemers en patiënten van Maasoord was.

In 1938 werd het zwembad aangelegd. Dit gebeurde in eigen beheer met patiënten die het graafwerk verrichtten. Vele inwoners van Poortugaal en Rhoon hebben daar leren zwemmen. Wie van de ouderen herinnert zich niet  het droogzwemmen op het bankje onder het toeziend oog van badmeester Van der Dussen en zijn hulp Morelis. Het diploma-zwemmen was ook al zo’n feestelijke gebeurtenis die velen niet vergeten zullen zijn.

Persoonlijk maakte ik voor het eerst kennis met Maasoord in 1944. De scholen in het dorp waren door de Duitse bezetter gevorderd en zodoende werd ik door mijn moeder voor mijn eerste schooldag naar Maasoord gebracht. Een kleuterschool was er toen nog niet, dus ik had mijn eerste “opleiding“, en dan vooral in deugnieterij, genoten op de boerenbedoening bij  Piet de  Ronde aan de Kerkstraat, m.n.  van de zoons Sander en Arie.

Die bestond o.a uit stekels trekken aan de Varleweg, het koeienwachten aan de Hofweg, het zoeken van eieren, het bezoeken van nabij gelegen boomgaarden enz. Het was dus voor mij een enorme overgang  zo’n hele morgen stilzitten met je armen gevouwen. Het resulteerde dan ook die eerste morgen al in een fiks pak slaag, op zich niets bijzonders want in die tijd sloegen de meeste pedagogen er lustig op los.

Zo herinner ik mij dat een klasgenootje, om de pijn van de pandoering te verzachten, zijn broek had volgestopt met stofdoeken. Dit hielp niet want toen de stofdoeken uit zijn broekspijpen zakten, werd het zonder stofdoeken nog eens dunnetjes overgedaan.

Ook gingen we in de hongerwinter van 1944/1945 met de klas één maal in de week erwtensoep eten op Maasoord. Gert den Otter heeft mij enige jaren geleden verteld hoe e.e.a tot stand was gekomen en hoe hij bij de soepkokerij betrokken was.

Gedurende de oorlog zijn er paviljoens van Maasoord, o.a  Oosteinde,  diverse malen gevorderd door de bezetter. Met het oog op de naderende oorlogshandelingen wilden de Duitsers in 1945 zelfs het hele gesticht evacueren, Dit kon na diverse besprekingen met de Duitse commissaris in Den Haag worden voorkomen.

Ook bijzonder was de feestweek die ieder jaar op Maasoord gehouden werd, met het befaamde voetbaltoernooi, waaraan ook andere ziekenhuizen uit Rotterdam deelnamen.

En dan de onderlinge zomeravond voetbalcompetitie tussen de verschillende afdelingen zoals de landbouw, technische dienst, civiele dienst, verplegers etc., die ook altijd veel bezoekers uit het dorp trok.

In 1958 werd de Deltakliniek, gelegen aan de Hoofdlaan, in gebruik genomen. In dat zelfde jaar werd Maasoord, een naam die grote landelijke bekendheid genoot, omgedoopt in Delta Psychiatrisch Ziekenhuis.

Het huidige Delta is niet te vergelijken met het voormalige Maasoord, een terrein met meters hoge hekken, ook om de paviljoens heen, de verpleegden allen in de zelfde “gestichtskleren”.

Veel is er verbeterd voor de patiënten qua leefomstandigheden en medicatie, het is nu een open inrichting waar men over het algemeen niet levenslang hoeft te verblijven.

A. Beukelman, voorzitter.

 


 

8.3 Poortugaalse praatjes

Poortugaal is de laatste jaren

Wonderlijk vooruit gegaan

Daarom ziet men langs de wegen

Zulke mooie huizen staan

Ik zou liever hier nog wonen

Liever nog als in de stad

Als ik ergens in de Laning

Ook een mooie villa had.

Poortugaal gaat goed op aarde

Poortugaal wordt een paradijs

Al die welgedane menschen

Zijn daarvoor een vast bewijs

Tuin en akker overheerlijk schoon

Toch is Poortugaal niet gelukkig

Want het mist een telefoon.

Maar de staat is reeds begonnen

Met de aanleg van het net

Hier en daar zijn langs de wegen

Vele palen neergezet

Iedereen wil voor zijn woning graag zo’n paal

Straks gaat iemand met een paaltje

Van zijn buurman aan de haal.

Maasoord is er op gebouwd

Vele werklui hebben daar gesjouwd

Gaat men dien dijk bekijken

Zou men onder dit moois bezwijken

Daar vindt men Villa’s voor Dokters en Directeur

En op de ambtenaarswoningen

Leest men de naam van die er wonen op de deur.

 

Ook een tram die was er noodig

Met een goederenwagentje of zooiets

Want al is het lopen aardig

Voor de handel is het niets

Om naar Poortugaal toe te komen

Was men eenige uren kwijt

Iemand vroeg me onder ´t lopen

Of het op een eiland lijt.

Poortugaal krijgt een Waterleiding

Geld is er genoeg in kas

Ruimte is er om te booren

Als er nu maar water was

Daarom boorde men

Duizend meters in de grond

Of men ergens in de diepte

Soms wat water vond.

Een gasfabriek hebben we gekregen

Met Pernis, Rhoon en Hoogvliet

Je stopt een dubbeltje in de meter

En gaslicht zie je niet

Hoe graag je ook lezen

Hoe graag je dat ook wil

Ik dadelijk zal zeggen

Leg die fabriek maar stil.

Over het elektrisch licht wil ik ook eens praten

Dat wil ik niet van achter laten

En ik hoop dat na enkele jaren

Ook Poortugaal zich aan dit licht zal schaaren

En dat van de tram tot aan het gesticht

Iedere Poortugaalsche woning elektrisch is verlicht.

Deze versjes heb ik gemaakt

op den dag dat Maasoord werd geopend .

J.C. de Recht

 


 

8.4 Vervolg “Reisjes Ouden van Dagen”

Na dit eerste reisje, dat bijzonder goed in de smaak gevallen was, werden er daarna nog vele uitstapjes gemaakt.

In 1934 had zich een speciale commissie gevormd, t.w. de “Commissie tot Verschaffing van Ontspanning aan Ouden van Dagen”.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het vanzelfsprekend niet mogelijk hiermee door te gaan, maar in 1947 ging men weer onverdroten verder.

In de jaren 70 van de vorige eeuw gingen er zelfs meer dan 150 oudjes mee; in die tijd ging men met 3 bussen op stap en enkele auto’s. Bezocht werden toen o.a. Ouwehands Dierenpark, De Efteling, Kasteel Nijenrode, De IJzeren Man in Vught, de omgeving van Soest en Soestdijk, Zeeland en er werd zelfs een boottocht gemaakt op het Veluwse Meer.

Heel veel personen hebben zich hiervoor ingespannen. Veel dames hielpen daags vóór het reisje mee om broodjes te smeren en te beleggen bij de familie Smits thuis, of verrichtten andere werkzaamheden.

Ten slotte dient ook nog vermeld te worden dat een tweetal bejaarden, t.w. mevr. Van Dieijen-van Gemerden en politieman Weststrate vaak onderweg een mooi gedicht maakten.

Enkele coupletten van zo’n gedicht, in dit geval van mevr. Van Dieijen, wil ik u ten slotte nog even laten horen. Het gaat hier over een reisje naar Zeeland in 1966:

 

’t Was weer de dag voor ons bejaarden

En velen waren in de weer

Om er een feestdag van te maken

Fijn, ’t Zeeuwsche land eens deze keer!

Zoo rustig zitten en genieten

Van ’t machtig werk van hoofd en hand

Dat is de dam, dat zijn de bruggen

Zo trots van ’t kleine Nederland!

Onze verzorging was weer prima

‘k Dacht: ieder had het naar de zin

Geloof mij vrij, ‘k zeg het voor allen:

Zoo’n dagje wil er echt wel in!

De maaltijd was weer in de puntjes:

Het heeft alles fijn gesmaakt

Een buitenkansje voor ons vrouwen

Door anderen was ’t klaargemaakt!

De dag is om, wij moeten scheiden

‘k Druk dankbaar allen U de hand

Dan nog eens, heel kort en krachtig:

De reis was prachtig

Naar het goede Zeeuwsche land!

Hartelijk dank aan alle menschen

In welke functie gij ook zijt

De dag van heden heeft ons allen

Zeer, ja zeer, verblijd!

 

Izak Konings, bestuurslid.


8.5 “Klein Profijt” (2)

In de Nieuwsbrief van januari 2009 heeft Arie Beukelman u de geschiedenis verteld van Zalmvisserij “Klein Profijt” in Rhoon. In aansluiting daarop wil ik u iets vertellen over hoe de mensen daar werkten en leefden.

De visserij was gevestigd op een plek langs de Oude Maas, waar de voormalige griend, nu natuurgebied “Klein Profijt” ligt. Er waren daar bedrijfsgebouwen voor het bergen van materiaal en materieel en een gebouw dat onderkomen bood aan het personeel. Er werkten 20 tot 40 mensen volcontinu, dus dag en nacht, zes dagen per week. Verder was er een woonhuis voor hoofdbaas Willem Versteeg en echtgenote en een huis bewoond door zijn zoon Arie met zijn gezin (hij was onderbaas of voorman).

Klein Profijt was, en is nog steeds, een eiland dat wordt omsloten door de Oude Maas en het Kooigat (een kreek van 10 tot 20 meter breed), achter deze kreek 70 ha. griend en rietgors. De mensen leefden daar dus enorm geïsoleerd.

Over land kon men er komen langs de Zegenpolderse Zeedijk, een grasdijk met onderlangs een karrenspoor, ’s winters een modderpoel, dan een bruggetje over het Kooigat, een flinke plank met aan een zijde een leuning, dan nog een kilometer over een voetpaadje door de griend. Dit paadje ging bij hoog water in de herfst en winter regelmatig onder. De kinderen Versteeg moesten hierlangs naar en van school. Wanneer dit door weersomstandigheden niet kon, werden ze met een roeiboot door één van de knechts naar de Rhoonse haven gebracht en

’s middags weer opgehaald.

Tussen de middag gingen ze naar de ouders van hun moeder, Cornelis Lagerwerf en zijn vrouw, aan de Zantelweg of naar oom Huig Lagerwerf, rietdekker, hoek Tijsjesdijk/Rijsdijk, dichter bij de school.

Vergelijk dat eens met de huidige tijd, nu worden kinderen die enige honderden meters of iets meer van school af wonen, door ouders met de auto gehaald en gebracht.

Toen Aagje, het eerste kind, in 1909 op 6-jarige leeftijd naar school moest, moest zij kilometers langs gevaarlijke paadjes langs het water en over modderdijken. Zij was zeker een uur onderweg, in de winters

’s morgens in het donker weg en ’s avonds weer in het donker thuis. De moeder kon haar niet halen of brengen, zij had nog drie kleine kinderen thuis. Een jaar later ging er een zusje mee en weer een jaar later nog een. Drie kleine meisjes in de grote gevaarlijke griend en polder. In de winter als het erg vroeg donker was, mochten ze dan wel eens wat vroeger weg van school.

Een aantal keren per jaar kwam het water, als er een extra hoog tij was, b.v. bij noordwestelijke wind of storm of springtij, in de gebouwen, ook in de woonhuizen, die wel iets hoger stonden, maar niet berekend waren op stormvloed. Dan werd de hele inventaris naar de zolder gebracht. Er waren waarschijnlijk geen bankstellen, piano’s of wandmeubelen, laat staan tv-toestellen of andere apparatuur, er was uiteraard ook geen elektriciteit, waterleiding, aardgas of telefoon. De woninginrichting zal  bijzonder eenvoudig geweest zijn.

Als het water dan weer was gezakt, was alles bedekt met een laagje slib (bagger) en moest het hele huis worden uitgeboend en daarna drogen. Dan kon het gebeuren dat na kortere of langere tijd, alles weer opnieuw begon. Het moet dus enorm vochtig geweest zijn in die huizen.

Niet verwonderlijk dat mevr. Versteeg jr. tbc kreeg (tering zoals men dat toen noemde). Zij was de echtgenote van voorman Arie en moeder van 5 kinderen. Dat gezin verhuisde in 1912, enige tijd na de geboorte van het jongste kind, naar de “vaste wal” omdat moeder Versteeg niet op de visserij wilde sterven. Ze gingen wonen aan de Rhoonse Zantelweg, waar net een huisje leeg stond. Ook in Poortugaal is een Zantelweg en een deel van de Rhoonse Zantelweg viel in de gemeente Poortugaal. In dat deel stond het bewuste huis. Binnen een jaar na de verhuizing overleed mevr. Versteeg.

Onderbaas op de visserij, Arie Versteeg, oudste zoon van Willem (de hoofdbaas), huwde 10 juli 1902 met Cornelia Lagerwerf. Zij kregen 5 kinderen: Aagje geboren in 1903, Elisabeth 1904, Aria 1905, Cornelis 1907 en Willem in 1912.

In 1983 vertelden Aagje en Aria mij het verhaal over hun leven op de zalmvisserij. Zij waren inmiddels 79 en 77 jaar oud, altijd ongehuwd gebleven en nog steeds wonend in het huis van hun ouders aan de Zantelweg.

V.l.n.r.: 1. Dirk Snelleman, visser, 2.  Willem Versteeg, hoofdbaas over Klein Profijt I in Rhoon en Klein Profijt II in Hoogvliet, 3. Jan Hoogvliet, steenbaas, verantwoordelijk voor het ballasten van de netten. 4. Piet Versteeg Wzn., voorman, garenhaler (garen zijn de netten). 5. Arie Versteeg, eerste voorman.

Duidelijk is te zien dat de hoofdbaas zelf niet meewerkt (aan zijn kleding en aan zijn postuur – hij woog meer dan 100 kg.). Hij overleed in de barre oorlogswinter 1939-1940 op 1 januari 1940, 84 jaar oud.

 

Nadat Arie Versteeg naar de “vaste wal” was verhuisd, bleef hij wel op de visserij werken als onderbaas, hij kwam maar één zondag per 2 of 3 weken thuis. Verder werkten er nog Joost Versteeg Wzn., hij was machinist, Piet Versteeg Wzn., ook voorman, Willem Versteeg Wzn., hoofdbaas van “Klein Profijt II” in Hoogvliet, en ten slotte de rest van het personeel, ca. 20 man, “het volk” genoemd.

Zij sliepen in de volkskeet. Hun families woonden in de omgeving (Hoekse Waard, Voorne-Putten, en IJsselmonde).

Niet alleen het leven aan land op de visserij was hard, ook het vissen zelf was een hard en zwaar werk. Stelt u zich voor bij temperaturen van b.v. rond het vriespunt, alles wat je beetpakt druipt. Wèl hadden de vissers gebreide handschoenen tot over de ellebogen, die werden door de vrouwen zeer ruim gebreid en krompen door het contact met water zo in, dat ze waterdicht werden,

Het vissen ging dag en nacht door bij alle weersomstandigheden. Alleen bij zware storm werd er gestopt en als er een schip langs kwam, moest men het net laten zakken zodat het schip er overheen kon varen. Gelukkig was er toen niet zo veel scheepvaart, maar de scheepvaart heeft altijd voorrang.

De gevangen zalm, soms één per trek, soms 4, soms helemaal niets, werd levend in een bun bewaard en 2 x per week naar de afslag bij het Kralingse Veer gebracht. Wanneer er een hoogst enkele keer een steur werd gevangen, werd deze onmiddellijk met de sleepboot levend naar de afslag gebracht. Dit was nodig om de kaviaar, de kuit van de steur, in goede kwaliteit te verhandelen. Als er een steur werd gevangen, kreeg al het personeel een borrel.

Eén keer per jaar als de hoofdbaas, de oude Willem Versteeg, jarig was, at de hele familie die daar op visite was, zalm. Ook dan kreeg “het volk” een borrel. Er was dus weinig tijd voor een feestje of ander vermaak. Wèl ging het personeel op vrije dagen soms palingfuiken zetten.

In de jaarlijkse periode dat de visserij stil lag, werden er door de familie Versteeg onderhoudswerkzaamheden verricht, b.v. aan de rivieroevers, die waren bekleed met stro of riet (gekramd). De vissers (het volk), de losse arbeiders waren er dan niet, die werkten waarschijnlijk als los arbeider bij boeren of in de grienden.

Omstreeks 1910 werden de gebouwen van de visserij verplaatst naar de overzijde van de Oude Maas omdat daar een hogere plaats was gemaakt zodat zij minder vaak bij een hoog tij zouden onderlopen. Ook daar waren ze zeer geïsoleerd. Om in het dorp Oud-Beijerland te komen, moest men enige kilometers over totaal onverharde dijken afleggen.

Toen Willem Versteeg, 84 jaar oud, op 1 januari 1940 overleed, moest zijn stoffelijk overschot vastgebonden op een boerenwerkslee, tijdens een sneeuwstorm over deze bijna onbegaanbare dijken vervoerd worden naar de begraafplaats.

Nu in 2009 is er aan beide zijden van de rivier recreatiegebied met geasfalteerde fietspaden zodat men gerieflijk overal kan komen. Aan de zuidkant kan men koffie drinken enz. in de voormalige gebouwen van de visserij. Aan de noordkant, de Rhoonse zijde, kan men wandelen en van de natuur genieten. Het water komt dankzij de Deltawerken nog maar zelden op het land en heel zelden wordt er nog een ballaststeen van de zegens (de visnetten) gevonden.

Roelof Dubel, bestuurslid.

 


 

8.6 Van de penningmeester

Onze stichting werkt uitsluitend met behulp van vrijwilligers en maakt geen aanspraak op geldelijke subsidie. Om onze werkzaamheden voort te kunnen zetten is de stichting derhalve afhankelijk van vrijwillige bijdragen van particulieren en bedrijven.

Het grootste deel van onze donateurs heeft de donatie voor het jaar 2009 inmiddels voldaan, waarvoor hartelijk dank.

Bij een klein aantal van u is het wellicht aan de aandacht ontsnapt. Misschien wil u zo vriendelijk zijn nog even na te zien of u uw donatie voor dit jaar al heeft voldaan. Mocht dat niet het geval zijn, dan verzoeken wij u vriendelijk het bedrag van minimaal € 10,– te willen voldoen op giro 69864 t.n.v. penningmeester Stichting Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal.

Bij voorbaat hartelijk dank.


8.7 Voederbiet of mangel

De voederbiet wordt weinig meer geteeld, hier en daar een hoekje voor paarden en schapen. Dit stukje gaat dan ook over vroeger.

Bieten werden gezaaid met een gewone zaaimachine, waar ook tarwe, gerst en erwten mee werden gezaaid op 15 cm. Vlas en gras werden op 7,5 cm. gezaaid. Bieten stonden in rijen op 40 cm. afstand van elkaar. Daarvoor werden pijpen van de machine open of dicht gezet. Bieten werden met gewoon zaad gezaaid, met kluwens, dat wil zeggen met veel kleine zaadjes bij elkaar. In maart of april werden de bieten gezaaid. Er kwamen dan te veel bieten op, die gingen we eerst op maat hakken, dan met een brede koolhouwer doorhalen op ca. 25 cm. en dan dunnen.

Dat was een heel karwei, op je knieën. Als het droog was waren de kluiten erg hard. We hadden altijd een jutezak om onze knieën. We moesten zorgen dat er 1 biet bleef staan, de kleinste uittrekken. In oktober gingen we rooien met de hand, twee rijen eruit trekken, tegen elkaar slaan, neerleggen met de biet naar links, na ongeveer 10 meter omdraaien, dan de biet rechts leggen, vervolgens het blad eraf hakken met een bietenmes en op hoopjes gooien. Als het nodig was hoopjes dekken met het blad. Dat blad werd later weer aan de koeien gevoerd. Dit gebeurde 2 x zodat je erdoor kon rijden om de bieten naar huis te rijden. Als er een hoek uit was, werden Jet en Jans voor de wagen gespannen, dan gingen de bieten naar huis op een hoop, die afgedekt moest worden: eerst met riet en daar overheen de (algen)vellen uit de sloot. Bieten waren voer voor de koeien. Malen deed mijn vader niet meer, de koeien waren één keer uitgebroken, ze stonden heerlijk aan de hele bieten te eten. Dan maal ik ze niet meer, dacht mijn vader, alleen nog voor de jonge koeien. Wel moesten we de bieten schrappen, de grond eraf, en dan met een kruiwagen voor de koeien op stal brengen.

Lien Barendregt, medewerkster.

 


8.8 Pieter Groenenboom

Pieter Groenenboom werd als jongste uit een gezin van 8 kinderen geboren op 24 februari 1925. Zijn ouders woonden aanvankelijk aan de Tijsjesdijk (bij de veerstoep – woning staat er nog ) en waren zeer waarschijnlijk de eerste bewoners van de 4 huizen die op 11 maart 1922 aan de Kleidijk werden opgeleverd en toebehoorden aan de Woningbouwvereniging Volksbelang. Zij betrokken huisnummer C43  later gewijzigd in 34. Vermoedelijk werd Piet hier geboren. De woning staat nu op de nominatie om gesloopt te worden.

Het gezin had het niet breed en alle kinderen moesten aanpakken om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Kranten bezorgen, de boer helpen op het land, enz.

Het gezin Groenenboom werd op de proef gesteld en het noodlot sloeg regelmatig toe.

In 1920 verdronk op 5 jarige leeftijd één van hun kinderen. In 1944 overleed in Duitsland hun 2e zoon op 33 jarige leeftijd. En een half jaar na het overlijden van hun 3e kind Piet, overleed zijn vader op 69 jarige leeftijd.

Hij ging in Rhoon naar school (School met den Bijbel aan de Rijsdijk) en was betrokken bij activiteiten vanuit de kerk van Rhoon, zoals de Christelijke Knapen Vereniging “Samuel”.  Hij groeide op zoals alle jongens in die tijd. Hij was de benjamin in het gezin en werd door zijn broers en zussen dan ook met enige extra aandacht omringd. Iedereen was dus bezorgd toen Piet in militaire dienst moest.

Omstreeks april/mei 1946 ging Piet “onder de wapenen” bij het legeronderdeel Huzaren van Boreel C divisie 7 December in Amersfoort.

Hij vertrok 7 januari 1947 met het m.s. “Tegelberg” voor een reis van 4 weken naar Batavia.

Zijn onderdeel werd gelegerd in de omgeving van Garoet (Tarogong), waar hij dienst deed als chauffeur van diverse legervoertuigen.

Het contact met hem en de familie werd onderhouden via dunne velletjes luchtpostpapier, maar ook werden de groeten gedaan in vaste radiorubrieken.

Een heel enkele keer was er een telefoongesprek mogelijk. Fietsenmaker Stout aan de Kleidijk bezat een telefoon. In het halletje waar de telefoon hing stond de familie in de rij om allemaal een zin te mogen zeggen.

Zo is er nog een briefje bewaard van zijn moeder met de boodschap “Hallo Piet, hier is je moeder al zie je ze niet. Alles is oké. We leven met je mee. Alles gaat goed hier. Ontvang van allen de beste groet, dag Piet.”

Op 13 juni 1949 sloeg het noodlot toe. Van de toedracht volgt hier een korte samenvatting (uit een brief van de veldpredikant ds. Kramer):

Er werd in het kamp waar Piet gelegerd was op enige afstand het geluid van geweer- en automatische wapens vernomen. Er rukte terstond een pantserwagen uit om hulp te bieden, maar ook deze wagen, waarvan Piet de chauffeur was, werd hevig onder vuur genomen met het droeve gevolg, dat Piet een schot in het hoofd kreeg.  Terstond ben ik naar het hospitaal gegaan, heb hem daarna nog meerdere malen bezocht, maar steeds was hij buiten kennis, en is zo in bewusteloze toestand gestorven, een paar dagen later op 16 juni 1949.  In dezelfde wagen vonden nog 2 anderen de dood.  Met de andere ernstig gewonden, waaronder Luitenant van Splunter gaat het gelukkig goed .

De begrafenis vond aanvankelijk in Garoet plaats, maar op 19 juli 1949 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het ereveld Menteng Poelo in Batavia. Daar zijn de bijna 500 gesneuvelden herbegraven aan de zuidrand van de stad.

In de jaren 1952/1953 werd er een nieuwe wijk gebouwd ( achter de Werkersdijk, Dorpsdijk en Zantelweg). Er werden straatnamen bedacht, zoals de Pieter de Raedtstraat, Jacob van Rijsoordstraat, L.G. Molenaarstraat en Joris de Beyenstraat.

Laatstgenoemde straatnaam werd een aantal jaren later vervangen door Pieter Groenenboomstraat.

Geruime tijd waren er 2 bordjes op de gevels van de hoekwoningen bevestigd. Nu is het een gevestigde straat uit eerbetoon en ter nagedachtenis aan genoemde huzaar, die – zoals Koningin Juliana het uitdrukte – het hoge offer van zijn leven bracht bij het herstel van veiligheid en recht.

Bijna 50 jaar na zijn overlijden is er op initiatief van de (plaatselijke) Vereniging Oud Militairen Indiëgangers (VOMI) naast de Hervormde Kerk van Rhoon een gedenksteen geplaatst met de namen van L.G. Molenaar en P. Groenenboom, beiden omgekomen Indië militairen. De onthulling en herdenking vond plaats op 2 mei 1997.

 

Op 20 september 1997 hebben de neven en nichten van Piet Groenenboom een eigen bijeenkomst georganiseerd, waarbij 3 betrokken kameraden van hem aanwezig waren, waaronder genoemde Luitenant van Splunter, die destijds in het zelfde hospitaal werd opgenomen.

Na bezoek aan het monument, zijn ouderlijke woning aan Kleidijk 34 en de P. Groenenboomstraat werd de bijeenkomst in huiselijke kring voortgezet.

Er werden verhalen uitgewisseld, brieven voorgelezen, foto’s en ander materiaal bekeken. Dit waren voor een aantal emotionele momenten.

                                         

W.A. van Bokkem,

neef van Piet Groenenboom.

Nieuwsbrief nr 8 – augustus 2009